689 20 NOVEMBER 196 9. planologische dienst van de gemeente te versterken door het aantrek ken van een stedebouwkundig bureau van buiten de stad. Ik ben ervan overtuigd dat het een goed en bekwaam bureau zal zijn, maar ik vraag mij toch wel af of het aantrekken van zo'n bureau na al die maanden het antwoord van het college is op de uitdaging -- want dat was het in feite -- waarmee het is geconfronteerd. Ik ben dan ook van mening dat de berg hier inderdaad een muis heeft gebaard. En wat voor een muis! Ik vind het een nare zaak dat iets dergelijks herhaaldelijk voorkomt en nu vooral in dit geval, waarin een nieuwe aanpak moge lijk was geweest. Bovendien -- dat is hier ook al gezegd -- weet iedereen dat wij in feite allang met dat bureau in zee zijn gegaan, nog voordat dit stuk in de raad verscheen. Voor wie het nog niet mocht weten blijkt het ook wel hieruit dat de K. V. P. -centrale in Breda zich door het bureau heeft laten voorlichten nog voordat de raad zijn fiat aan deze verbintenis heeft gegeven. Men zou kunnen zeggen dat er nu eens sprake is geweest van voorlichting, maar deze manier is er precies naast. Wij zijn voorstander van voorlichting, maar dan toch niet alleen aan de K. V. P.zeker niet als het om een stuk gaat dat nog door de raad moet worden behandeld. Deze voor lichting had aan de gehele raad moeten worden gegeven en aan de burgerij, althans aan diegenen uit de burgerij die daarvoor belang stelling hebben. In dat geval had de organisatie van die voorlichting in handen moeten zijn van het college ter begeleiding van de discus sie over het definitieve voorstel zoals het aan de raad zou moeten worden voorgelegd. Iedereen kan begrijpen dat dit voorstel in feite al is aangenomen en dat wij voor de zoveelste keer praten over iets dat allang is beslist door één fractie en -- ook al zijn er enkele bezwaren geopperd -- ook wel in grote lijnen door de andere. Ik vind dit zeer betreurenswaardig. De heer VAN GASTEL: Ik lees in het stuk dat wij aan het bu reau een opdracht willen verstrekken voor het opstellen van een ste debouwkundig plan voor de binnenstad en dat dit bureau een inbreng zal moeten leveren op stedebouwkundig, verkeerskundig, economisch en juridisch gebied. Ik geloof echter dat wij er vanaf het begin dege lijk rekening mee zullen moeten houden dat wij ons moeten afvragen welke maatschappelijke voorzieningen nodig zijn voor de verbetering van de infrastructuur van de binnenstad om zodoende de samenleving in de binnenstad optimaal te doen functioneren. Ik geloof dat het beslist onvoldoende is alleen de stedebouw- kundige, verkeerskundige, economische en juridische aspecten in de beschouwing te betrekken. Ook vind ik het te beperkt dat het bureau alleen een geïntegreerde samenwerking zal hebben met de dienst van openbare werken, de sociografische dienst en andere gemeentelijke diensten. Ik wil daarom pleiten voor inschakeling van instituten en bevolkingsgroepen die zich bezighouden met het functioneren van de samenleving en de welzijnsbevordering. De heer VAN DE MEERENDONK: Ik wil slechts een opmerking

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 689