20 NOVEMBER 1969. 698 adviesraad, het gaat erom dat er een geïnstitutionaliseerde inspraak komt, bijvoorbeeld een adviesraad op grond van artikel 61 van de gemeentewet, die bepaalde bevoegdheden heeft om in het openbaar te adviseren en mee te denken. Daarin kunnen allerlei mensen zit ten: deskundigen uit de burgerij en uit de diensten en uiteraard ook gewone burgers die belangstelling voor deze zaak hebben. Dat is dus iets heel anders dan om de tafel zitten. Ik kan mij best voorstellen dat men daar niets voor voelt, maar anderzijds mag men mij dan ook niet verwijten dat ik er, omdat ik er wel voor voel, voor pleit. Ik kan mij met dit stuk, ook na de toelichting van de wethouder, niet verenigen, dat spreekt vanzelf. Ik wil nog even iets zeggen over de opmerking van de heer Van de Meerendonk. Het komt mij voor dat er een soort mysterie heeft plaatsgevonden, dat plotseling het geluid van de heer Van Hee- sewijk hoorbaar werd. Misschien was het wel heel moeilijk om uit te maken of dit nu een wonder was of niet. De heer VAN LOON: Hij gelooft ook niet meer in wonderen! De heer VON SCHMID: Goed zo! Dan is het misschien toch iets anders tot stand gekomen. Het lijkt mij dat wij de heer Van de Meerendonk de vraag mogen stellen of op het ogenblik de verhou dingen binnen en buiten ae K. V.P. nog wel helemaal duidelijk zijn. De heer WOE3TENBERG: Er wordt gesproken in punten, waar van punt één is dat wij de huidige toestand wel kennen. Die kennen wij allemaal wel. Er wordt verder gesproken over de wenselijkheid. Die kennen wij ook. Die verbeteringen in de binnenstad zijn inder daad noodzakelijk. Dat wil echter niet zeggen dat het door een par ticuliere maatschappij moet worden ondernomen. Er wordt immers aan ons voorgelegd een voorstel tot het aangaan van een overeen komst en aan een overeenkomst zit men vast, zeker als zo'n grote maatschappij kosten gaat maken. Men kan naderhand wel proberen er weer van los te komen, maar dan kost het nog eens geld. Dit bu reau gaat zo'n beetje alles regelen en wordt daardoor een alles-kun- ner, een alles-weter en een alles-verzorger. Als wij die overeenkomst eenmaal hebben gesloten zie ik ons daar nooit meer vanaf komen. Daarom ben ik er principieel tegen. Verder zie ik hier nog enkele andere zaken, waarover ik een zijdelingse opmerking wil maken, zoals het bestemmingsplan. Er ligt in het arrondissement Breda een heel stuk jurisprudentie over het bestemmingsplan en de tienjaarlijkse herziening daarvan, waar mee het in Breda niet helemaal in orde is. Verder zijn er de kosten van dit geval: 94. 000, -- om te beginnen. Details worden er ver der niet veel gegeven, die zullen later in de commissie en in de K. V.P.-centrale -- laat ik dat woord ook maar eens gebruiken -- wel worden uitgezocht. Misschien krijgen we dan achteraf de ge wenste voorlichting. Ik wens geacht te worden te hebben tegenge stemd.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 698