699
20 NOVEMBER 1969
De VOORZITTER: Dat is inmiddels duidelijk, mijnheer
Woestenberg.
De heer MELZER: Ik herinner mij dat in vele gemeenten in
Nederland wanneer de binnenstad in de raad ter discussie werd ge
steld, die discussie nogal eens bijzonder emotioneel werd en de gol
ven bijzonder hoog gingen. De discussie in deze raad heeft meer
het karakter van een kabbelend beekje, zij het met een enkele
schuimkop.
De wethouder heeft gesteld dat hier niet het centrum van
Eindhoven of van Tilburg aan de orde is. Dat ben ik met hem eens,
het gaat over het centrum van Breda. Hij heeft gezegd dat er be
paalde gegeven feiten zijn in de binnenstad. Er zijn gelukkig --
monumenten, waarop wij bijzonder zuinig moeten zijn. Men meet
wel begrijpen dat er onder de burgerij bezorgdheid en ongerustheid
is. Ik zal een paar punten noemen. De ontluistering van de omge
ving van het kasteel van Breda door de daar gerealiseerde hoogbouw.
Ik noem het "Kadettenklooster" op het Kasteelplein. Dit zijn ont
wikkelingen in de binnenstad waarover vele burgers op zijn zachtst
gezegd hun bezorgdheid uitspreken. Onze fractie staat daarom bij
zonder aarzelend tegenover uw voorstel. Ik vraag mij af waarom u
nodeloos een goede kans hebt gemist. De wethouder heeft gezegd
dat het niet zo eenvoudig is een excursie te maken naar een of ander
stedebouwkundig ontwerp. Daar kan ik inkomen, maar ik neem aan
dat hij toch wel eens heeft gehoord van informatieve vergaderingen.
Als er één stuk een goed onderwerp was geweest voor een informa
tieve vergadering was dit het wel. Dan hadden wij meteen eens kun
nen kennismaken met de heer Van Heesewijk en zijn staf, terwijl in
diezelfde informatieve vergadering een ander stuk aan de orde had
kunnen komen, nl. de belangrijke reconstructie rondom de Trambrug
en de Belcrumweg.
Ik meen namens mijn fractie te spreken wanneer ik u ten
aanzien van dit stuk "the benefit of the doubt" geef.
De heer VAN DER WERFF: Ik zal geen algemene beschou
wingen houden, zoals sommige andere leden hebben gedaan. Dat
zal mijn fractievoorzitter de volgende week doen. Toch wil ik in
tweede instantie enkele opmerkingen maken over dit stuk.
Het uitbesteden van een taak is op zichzelf beslist niet on
juist en het aantrekken van een onafhankelijk instituut acht ik ook
een alleszins gewettigde zaak voor het college. Wat het voorgestel
de bureau betreft zijn wij natuurlijk geen deelgenoot van de dosr u
ingewonnen informaties. Dat woord natuurlijkwil ik wel tussen
aanhalingstekens zetten. Wij hebben dit in de fractie ook uitgebreid
besproken en wij zijn het erover eens dat iets meer informatie juist
in deze zaak toch wel gewenst geweest zou zijn. Waarom laat u
juist nu een architectenbureau optreden op het moment dat in de stad
een aantal architecten zich heeft verenigd in een architeam, ook al
komt dat architeam alleen maar met een ideeënschets? Waarom moet