20 NOVEMBER 1969. 700 iemand uit Vught nu gaan verdienen aan iets waaraan ook een Bre dase combinatie zou kunnen verdienen? Als liberaal misgun ik het die mensen absoluut niet, maar ik meen dat iemand die een plan maakt en die bovendien de bevoegdheid en de kennis heeft, ook het recht heeft die werkkracht en die kennis in geld om te zetten. In mijn opvatting van de maatschappijstructuur is dat heel gewoon. Of de betrokken mijnheer uit Vught nu toevallig als gast, als gast spreker of als "gate-crasher" op een vergadering van jl. vrijdag aanwezig was interesseert mij eigenlijk helemaal niet. Wat mij wel interesseert is de bestuurlijke begeleiding waarover wordt gesproken aan het slot van de tweede alinea van het stuk. Ik kan mij heel goed voorstellen dat in eerste instantie door de heer Spanjer in dit verband over het civic centre is gesproken. Ik heb nl. de indruk dat de bestuurlijke begeleiding bepaald niet altijd de sterkste zijde is geweest bij het civic centre en ik kan mij dan ook volledig in zijn gedachten verplaatsen. Ik heb nog een andere vraag. Bij het inschakelen van de N. V. Empeo waarover de heer Kroon heeft gesproken bestonden ge dachten over een mogelijke aanpak door de moederonderneming. Dat stond zelfs ergens in het voorstel naar ik meen. Ik heb het er niet op nagekeken, maar wij hebben het er in de fractie wel over gehad. Nu geloof ik dat ook het bureau dat nu aan de orde is een financiële backing up" heeft en dat daar ook een groot bedrijf ach ter staat. Zijn er consequenties, mede op basis van het genoemde in B. 2? Ik meen dat dit een belangrijk aspect is. Concreet zou ik dan ook de vraag aan het college willen voorleggen of er zijnerzijds een oordeel is over de proeve voor een werkschema die als bijlage bij het stuk is gevoegd. Ik mis dat oordeel in het voorstel en veron derstel dat die proeve uw instemming heeft, maar niet meer dan dat, omdat die er slechts als bijlage is bijgevoegd. Persoonlijk ben ik echter van mening dat het wat vaag en te vrijblijvend is en naar mijn gevoel in feite te weinig afgestemd op Breda, ook al heeft de betrokkene zich al in Breda geörienteerd. Een laatste punt dat mij tenslotte van het hart moet heeft niet direct met het stuk te maken, maar wel met de opmerking die is gemaakt over de militaire terreinen. Natuurlijk zullen ook die zijdelings als positief of als negatief gegeven bij het plan betrokken dienen te worden. Ik ben ervan overtuigd dat het een bijzonder ge lukkige omstandigheid is dat deze terreinen zo lang door Defensie zijn vastgehouden en nog worden vastgehouden. Ik ben er nl. van overtuigd dat ze anders decennia geleden al volgebouwd zouden zijn met -- vrees ik revolutiebouw. Wethouder VERMEULEN: Ik zal niet de discussie heropenen over het meningsverschil tussen de heer Quadekker en mij over het al dan niet aan de orde zijn van hetgeen door hem is opgemerkt. Hij moet het ook niet zo opvatten dat ik het hem kwalijk neem, ik heb alleen willen zeggen dat men, als men gaat discussiëren over de structuur van een dienst, natuurlijk ander materiaal voor zich moet hebben liggen dan vandaag het geval is. Men kan er dus wel

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 700