13 FEBRUARI 1969 70 De ondernomen activiteiten en getroffen maatregelen, waaronder de instelling van een dienst voor het gratis ophalen van grof huisvuil en verscherping van bepalingen in de algemene politieverordening betref fende de bestrijding van de stadsverontreiniging, hebben evenwel niet tot het gewenste resultaat geleid. De gemeente, die in het raam van haar mogelijkheden alles heeft ge daan om de stadsvervuiling tegen te gaan, is zonder de onontbeerlijke medewerking van de gehele burgerij niet bij machte in de bestaande toestand verbetering te brengen. Voor kennisgeving aangenomen. 3. HET VERLENEN VAN EEN KREDIET TEN BEHOEVE VAN DE TELE FOONINSTALLATIE VAN DE GEMEENTELIJKE CULTUURDIENST. Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten. 4. NOTA INZAKE DE AFSCHRIJVING VAN DUURZAME ACTIVA. De heer KROON zegt, dat toen hij in het stuk las wat de reële con sequenties zijn van afschrijving naar vervangingswaarde, hij daar aan vankelijk toch wel enige bedenkingen tegen had. Dit stuk is zeer uit voerig'behandeld in enkele vergaderingen van de afdeling voor de fi nanciën en men heeft hem er van kunnen overtuigen, dat deze methode van afschrijving juist is. Hij hoopt, dat er enige flexibiliteit overblijft. Hij heeft begrepen, dat deze methode van afschrijving direct enig ver band houdt met de tarifering en daarom is hij vrij gemakkelijk over zijn bezwaren heengestapt en heeft men hem kunnen overtuigen. Mede op aandringen van de afdeling wordt in punt 7 de mededeling gedaan, dat burgemeester en wethouders hun besluiten ter zake ter kennis van de raad zullen brengen. Dit acht hij eigenlijk het belangrijkste punt waar het om gaat, omdat daardoor de raad in de gelegenheid wordt gesteld het beleid op dit punt te volgen. Hij meent dit in de openbaarheid te moeten zeggen, omdat hij aanvan kelijk nog ai wat bezwaren had en omdat hij gehoord de besprekingen in de afdeling tot de overtuiging is gekomen, dat hij het standpunt van het college kan ondersteunen. De heer VAN GASTEL zegt, dat hij namens de K.V.P.-fractie bij dit punt enige kanttekeningen wil plaatsen. In de eerste plaats zegt hij blij te zijn met het erratum, dat hij op zijn tafel heeft aangetroffen. Een deel van zijn fractie had n.l. een exemplaar waarin als datum van ingang van de afschrijving 1969 en een ander deel blijkt een exemplaar te hebben ontvangen met als ingangsdatum 1970. Het is voor hem nu duidelijk, dat de ingangsdatum 1 januari 1970 zal zijn. Het verschil van mening daarover is in zijn fractie opgelost, doch dit betekent nu niet, dat de eenheid daarmede volledig hersteld is. Omdat er kennelijk twee uitgaven van het ontwerpbesluit bestaan is er onduidelijkheid ten aanzien van punt 7 ontstaan. In. het ene exemplaar staat bij dit punt "burgemeester en wethouders brengen hun besluiten te dezer zake ter kennis van de raad", terwijl deze bepaling in de andere uitgave niet voorkomt. Hij za.1 het op prijs stellen, als het college op dit punt dui delijkheid zal verschaffen, waarbij hij vooropstelt, dat zijn fractie de zojuist genoemde bepaling gehandhaafd wil zien.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 70