25 NOVEMBER 1969 708 Vandaag zijn in de pers zowel de standpunten van de N. K.V.- grootbestuursleden als van de N. K.V. -leden in onze fractie met betrekking tot de inhoud van de door het N.K.V. -grootbestuur uitgegeven verklaring gepubliceerd. De inhoud van deze publikatie wijkt in wezen niet af van tijdens het hierover gevoerde fractieberaad geformuleerde en aanvaarde standpunten, zodat het mij niet nodig voorkomt hierop thans nog in te gaan. Van ieder raadslid mag worden verwacht dat hij of zij zijn of haar werk in deze raad zo goed mogelijk verricht. Over dit uitgangspunt zal ik wel met niemand verschil van mening krijgen. In de nu ruim 7 jaar dat ik lid van deze raad mag zijn ben ik tot de overtuiging gekomen dat alle leden deze instelling hebben en dat ieder naar vermogen en ieder op zijn of haar eigen manier aan dit werk inhoud en gestalte geeft. Om het werk in de gemeenteraad en dat verbonden aan het raadslidmaatschap goed te kunnen doen heeft men tijd nodig; tijd welke niet in onbeperkte mate voorhanden is. Het lezen en bestuderen van vele voorstellen, mededelingen, rapporten e. d. vergt veel tijd, somtijds studie en verschillende malen nog nadere informatie. Daarnaast is het raadslidmaatschap voor de meesten onzer geen op zichzelf staande funktie. Dat zou ook niet goed zijn, omdat men dan maar al te gemakkelijk het kontakt met personen, groepen en vertegenwoordigers uit onze Bredase samenleving zou verliezen. Een voortdurend kontakt, een kennisnemen van wat er leeft onder en wordt verlangd en verwacht door de bevolking of bevolkingsgroepen is een onmiskenbaar onderdeel van de taak en het werk van een gemeenteraadslid. Waarom deze ontboezemingen? Het is heus niet de eerste keer dat ik over dit thema tijdens de begrotings behandeling spreek. Ik vind het gewoon belangrijk dat er over gesproken wordt, omdat kiezers en gekozene elkaar toch zullen moeten vinden om tot een optimale belangenbehartiging te komen. Of de gekozene daarbij en onder alle omstandigheden kan en gerechtigd is op te treden als repre sentant van de kiezers kan en mag worden betwijfeld, nu steeds meer het streven van meer direkte inspraak waarneembaar wordt. Op dit onderwerp kom ik straks nader terug. Ik sprak over het engagement tussen kiezer en gekozene en het vele werk verbonden aan het raadslidmaatschap. Het is bepaald niet mijn bedoeling aspirant gemeenteraadsleden af te schrikken, nog veel minder is het een poging de goegemeente te overtuigen of begrip te vragen voor het verant woordelijke werk van een gemeenteraadslid. Mijn bedoeling is slechts -- en dan vooral vanuit de zojuist genoemde verantwoordelijkheidsinstelling-- aan uw college meer begrip te vragen voor de onmogelijkheid waarin wij gemeenteraad en gemeenteraadsleden komen te verkeren, als u ons juist tijdens de voorbereiding van de begrotingsbehandeling overlaadt met veel en gewichtig werk.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 708