25 NOVEMBER 1969
710
hiertegen, mijnheer de voorzitter, dat ik uitdrukkelijk wens te protes
teren. Als uw college prijs stelt op een goed en vruchtbaar overleg met
de gemeenteraad - en ik ben daarvan overtuigd - is spreiding van de
behandeling van verschillende belangrijke zaken over het gehele jaar
geboden. Zorgt in eerste instantie het college daar niet voor en zou
de raad terzake inactief blijven, dan kan van een goed en vruchtbaar
overleg tussen college en de raad eenvoudig geen sprake zijn.
De begrotingsbehandeling moet in feite de climax zijn van een jaar
ge meentera a dswerk
Een opeenstapeling van werkzaamheden direkt vóór en tijdens de voor
bereidingen van die begrotingsbehandeling werkt echter als een anti
climax. Dan komt er van een werkelijk "duellisme" tussen uw college
en de raad weinig terecht. Omdat dit onder alle omstandigheden dient
te worden voorkomen doe ik een ernstig beroep op u, mijnheer de voor
zitter, belangrijke beleids- en andere stukken zoveel mogelijk over het
zittingsjaar te spreiden.
Zou de raad van mening zijn dat hieraan niet of niet in voldoende mate
wordt voldaan en zou de raad daardoor niet in staat zijn goed verantwoorde
besluiten te nemen, dan behoort het mijns inziens tot de taak van de raad
behandeling van voorstellen uit te stellen, totdat op korte termijn desnoods
een extra raadsvergadering is vastgelegd.
Verhoudingen in de raad
De verhouding tussen college en raad en tussen partijen en personen
in de raad is ook het afgelopen jaar, meen ik, goed geweest. Er zijn
mogelijk hier en daar wel eens steekjes gevallen; over het algemeen
mag ik spreken van goede verhoudingen, waarover ik mij verheug.
Iedereen die daaraan heeft meegewerkt en bijgedragen wil ik daarvoor
gaarne danken.
Toch heeft het afgelopen jaar zich ongetwijfeld gekenmerkt als het jaar
waarin de verhoudingen zich hebben toegespitst. Men behoeft dit geens
zins te betreuren, vooral niet als positieve impulsen daaraan mede hebben
bijgedragen. Het is de moeite waard zich af te vragen waaruit die meer
kritische in- en optelling voortvloeit, omdat mijns inziens niet kan
worden volstaan met vast te stellen dat zich in de gehele samenleving
een veel kritischer instelling met betrekking tot vrijwel alle zaken mani
festeert.
Filosoferend over de verhouding tot uw, college en de verhoudingen binnen
de raad is het goed nader te analyseren wat mogelijk de reden of redenen
van die kritischer instelling kunnen zijn. Een eerste reden zou kunnen zijn
dat de raad ontevreden was over het werk van uw college. Ik noem deze
mogelijke reden eerst, om ze ook het eerst te kunnen ontzenuwen. Voor
de inzet en het werk van het college in totaliteit en de leden van het col
lege ieder voor zijn portefeuille heb ik -- en heeft naar mijn stellige over
tuiging mijn gehele fractie --de grootste bewondering. Wij hebben