25 NOVEMBER 1969 720 niet bekend of in ieder geval nog niet bestudeerd is, zou het weinig waarachtig zijn een zaak waaraan het afgelopen jaar zoveel aandacht is besteed bij deze begrotingsbehandeling onbesproken te laten. Ik ge loof daarbij wel dat het goed is niet te spreken over de technische as pecten die daarbij mede aan de orde zijn, zolang terzake geen advies of adviezen van de twee ingestelde commissies bekend zijn. Afgezien van het feit of een oplossing kan en zal worden bereikt - dat is op dit ogenblik niet te zeggen - kan wel worden gezegd dat een brok werk is verzet, dat heel wat misverstanden en wantrouwen uit de wereld zijn geholpen en dat mag worden gehoopt dat het mogelijk is tot een volledig en goed gebruik van wijkverwarming te komen. Naast de technische aspecten dienen zich echter twee andere zaken aan, waarvan de een direct en de andere indirect met de wijkverwarming heeft te maken. Een zaak welke direct met de wijkverwarming te maken heeft is de warmtemeting en de daarvoor vastgestelde tariefverordening. Hoewel de wijkverwarming op basis van collectiviteit is opgezet en uitgevoerd, meende men indertijd toch niet zover te kunnen gaan alle verbruikers - ongeacht hun afname - hetzelfde bedrag voor de warmtelevering te doen betalen. Het is begrijpelijk dat men bij het begin alles zo rechtvaardig mogelijk heeft willen regelen, omdat toen niet bekend kon zijn welke inconveniënten met het meten van warmte zouden kunnen ontstaan. Thans is genoegzaam bekend dat de bemetering van de wijkverwarming en ook de tariefstelling zodanige ongewenste consequenties voor een juist gebruik van de wijk verwarming tot gevolg hebben gehad, dat het naar mijn opvatting om verschillende redenen raadzaam is de bemetering weg te halen of anders zodanige maatregelen te nemen dat iedere gebruiker van de wijkverwarming en verbruiker van warmte onder gelijke omstandigheden en afname ook hetzelfde betaalt. Er zijn vijf redenen aan te wijzen waarom het wegne men of buiten bedrijf stellen van de meters naar mijn opvatting gewenst is: 1. Door de geluidsdeskundige is duidelijk de directe relatie tussen meter en geruis aangetoond. De meters werken een niet juist gebruik van de verwarmingsinstallatie in de hand. 2. Vastgesteld schijnt ook te zijn - wetenschappelijk of niet - dat de toegepaste cloriusmeter niet altijd en onder alle omstandigheden zekerheid van juiste registratie biedt. 3. De veronderstelling dat door het wegnemen van de meters de warmte- afname zodanig zou stijgen, dat daardoor de kosten 20 25% zouden oplopen, blijkt in de praktijk onjuist te zijn geweest. 4. De veel te grote verschillen in de tariefverordening. Deze zou veel meer gedifferentieerd dienen te zijn, opdat de nu optredende grote verschillen in warmtekosten worden voorkomen. 5. Tenslotte wordt nog slechts bij ongeveer de helft of minder van de op de wijkverwarming aangeslotenen de warmte gemeten en dienten gevolge wordt ook slechts bij die verbruikers de tariefverordening toegepast.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 720