721 25 NOVEMBER 1969 Deze bemetering heeft mijns inziens niets te maken met het door het Bureau van Heugten uit te brengen rapport. Een goed werkende op col lectiviteit gebaseerde wijkverwarming behoeft immers niet per se met meters te zijn uitgevoerd. Gezien hetgeen ik hiervoor heb gesteld en in aanmerking nemend de kosten van het aanschaffen en het onderhoud van de metersde opname kosten en de in verband met de afrekening te maken administratiekosten lijkt mij het onmiddellijk verwijderen van alle cloriusmeters of -- wat hetzelfde effect heeft -- het niet toepassen van de tariefverordening voorzover dit betreft de berekening van de variabele kosten, een voor de hand liggende en rechtvaardige beslissing. Ik wil heel graag een antwoord van uw college afwachten, mijnheer de voorzitter, doch ik wil u wel reeds nu zeggen dat ik erover denk door middel van een motie een uitspraak van de raad te vragen als uw antwoord mij niet zou bevredigen. Een tweede zaak welke niet in directe relatie tot de wijkverwarming staat doch welke zich dit voorjaar toch wel duidelijk gemanifesteerd heeft, is de mogelijkheid die de overheid - in dit geval de gemeente - zich heeft geschapen om, gebruikmakend van haar monopoliepositie, betaling van terecht of niet terecht opgelegde vorderingen uit hoofde van gas-, elektriciteit-, warmte- en mogelijk nog andere leveringen of diensten af te dwingen. Dergelijke maatregelen, steunend op goed gekeurde --en toegepaste -- verordeningen, zijn uit de tijd en worden in deze tijd als a-sociaal aangemerkt. En terecht. Waarorp zou de overheid zich in het normale zakelijke verkeer (leveringen en diensten) bevoegd heden aanmatigen welke in overeenkomstige omstandigheden in de par ticuliere sector niet mogelijk zijn? Sorry college, ik heb geen tijd gehad de verordeningen na te kijken om na te zien waar het staat en hoe het is omschreven. Ik vind het ook niet belangrijk. Wat ik wel belangrijk vind is dat het zo spoedig mogelijk uit de verordeningen verdwijnt. Ik nodig u uit daartoe zo spoedig mogelijk voorstellen aan de raad te doen. Hierop aansluitend zou ik met u willen spreken over de BAAT- EN AANLEGBELASTING Uit het antwoord op een over deze belasting gestelde vraag heeft uw college medegedeeld dat de belasting in de z. g. landelijke gebieden niet wordt geheven, hetgeen inhoudt dat 405 eigenaren in niet lande lijke gebieden raison van 14.650, -- bruto moeten zorgen voor een billijke bijdrage in de kosten van het bouwrijpmaken van gronden. Hoeveel perceptiekosten daartegenover staan is niet te zien. Het is wel te hopen dat de werkelijke inkomsten hoger zijn dan die volgens de laatst afgesloten rekening, anders zou de gehele baat- en aanleg- belasting wel eens een negatief resultaat kunnen opleveren. Ter voorkoming van onbillijkheden zijn in de verordening reductie bepalingen opgenomen, schrijft u in het vraag- en antwoordboek.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 721