743
25 NOVEMBER 1969
De verdere berichten over de "tableau de la troupe" zijn dat een
der leden de harp aan de wilgen wil hangen en dat nog een ander lid
-- om een sportterm te gebruiken --de pijp aan Maarten wil geven.
Iedereen wil graag een goede penningmeester behouden en goede sociale
begeleiding is ook belangrijk. Ik hoop in ieder geval dat de raad die nu
gaat komen in staat zal zijn Breda een goed dagelijks bestuur te offreren
en een positief beleid te voeren.
Vervolgens wil ik mij richten tot dit "speelveld". In de grote K.V.P. -
straat waren geruchten over verhuizingen, maar daar schijnt toch niet veel
van te zijn uitgekomen, want de "PAK-kisten" zijn leeg verdwenen. Het
doet mij vreemd aan dat de Partij van de Arbeid uit ons midden gaat ver
dwijnen. Men zou kunnen zeggen dat het is gegaan van "Morgenrood" via
"Wenkend Perspectief" naar "Avondrood". Hoe het toekomstige kostuum
eruit zal zien weet ik niet; of het confectie of maatwerk zal zijn even
min. Wel ben ik benieuwd of er nog iets van het oude weefsel in terug
te vinden zal zijn, maar dat zullen wij wel zien als de verkiezings
showroom open gaat.
De combinatie Kroon-Kramer is het "ARCHU"-team; die zal het
wel houden. Koekoek's boerenfront is geëxplodeerd in drie partijen en
de heer Woestenberg heeft er volgens Poujade's politieke proces nog
een vierde aangebreid.
Ten aanzien van de heer von Schmid heb ik gedacht aan een so
cialistisch strijdlied:
"Kom Democraten, laat ons vrijen,
Nu met von Schmid in onze rijen.
Ook al is hij nog zo rood,
D'66 geeft hem graag een groene poot.'
De VOORZITTER: Ik dank u zeer, mijnheer Melzer, vooral voor deze
dichterlijke bijdrage.
De heer KROON zegt: Bij deze laatste begrotingsbehandeling in de
zittingsperiode van deze raad veroorloof ik mij de vrijheid vooraf enkele
opmerkingen te maken. Ik meen dat een enkele terugblik op zijn plaats
is. Zowel in deze zittingsperiode als in de voorafgaanden is het mogelijk
gebleken alle begrotingen sluitend te maken, zij het met steeds toe
nemende moeilijkheden. Ik behoef slechts te wijzen op de indrukwek
kende lijst van budgettaire maatregelen welke sedert 1962 getroffen
zijn en welke terug te vinden zijn op pagina 3 en 4 van het "vraag- en
antwoordspel". Ook in deze zittingsperiode is weer overduidelijk geble
ken dat de dynamische ontwikkelingen welke zich in alle sectoren van
ons maatschappelijk bestel voltrekken, ook van college en raad, een
steeds toenemende inspanning vergen. De taak van het raadslid dat zich
bewust is van zijn verantwoordelijkheid ten opzichte van de gemeenschap
is steeds zwaarder geworden en vraagt naast de maatschappelijke positie
waarin ieder van ons werkzaam is, vaak een dusdanig aantal uren van de
beschikbare vrije tijd dat het hoe langer hoe moeilijker wordt.
Ik meen, mijnheer de voorzitter, in alle bescheidenheid te mogen zeggen
dat ik in dit opzicht uit enige ervaring kan spreken.