25 NOVEMBER 1969 752 bevestigd en verstevigd worden, dan vertrouw ik erop dat uw college rekening zal houden met de door ons gemaakte opmerkingen in de aanvang van dit betoog. De onderlinge verhoudingen in deze raad kunnen in het algemeen als goed worden gekenschetst. Met alle verschil van uitgangspunten is toch wel gebleken dat in de meeste gevallen een gemeenschappelijk aanvaardbaar standpunt kon worden bereikt, zonder dat geweld werd aangedaan aan eigen overtuiging. Dat deze gang van zaken alleen maar bevorderlijk kan zijn voor een goed bestuur, het algemeen belang van onze stad dienende, is duidelijk. Een vrij regelmatig contact tus sen de fractievoorzitters van de vier in de raad vertegenwoordigende partijen heeft in vele gevallen zijn nut afgeworpen. Het is opmerkelijk dat dit onderling persoonlijk contact, evenals het overleg in het z. g. seniorenconvent, enkele malen zowel door een tweetal leden van deze raad als door de plaatselijke pers is bekritiseerd als zijnde nadelig voor een goede democratische gang van zaken. Daar ook voor ons als fractie een goede beleving van de democratie en haar instellingen van het groot ste belang wordt geacht, wil ik hier toch nog wel even bij stil staan. Ten aanzien van de twee raadsleden die aan het interfractioneel overleg niet deelnemen zij opgemerkt dat zij zichzelf buitenspel hebben gezet. De ondemocratische wijze van bezetting van een zetel welke volgens onze democratische instellingen bestemd was voor een andere par tij dan waartoe zij behoorden, is hiervan de oorzaak. Ik meen dat deze zaak bij hun optreden duidelijk door de gehele raad is gesteld. De kritiek in de pers richt zich in hoofdzaak tegen het feit dat in enkele zeer uitzonderlijke gevallen namens de vier fracties een verklaring werd afgelegd over een bepaalde zaak, waardoor de behandeling in de openbaarheid in het gedrang zou kunnen komen. Ik denk hier met name aan de verklaring, welke in de raads vergadering van 13 november j. 1. door de heer van Dun is afgelegd met betrekking tot de benoeming van een directeur van de cultuurdienst. De Stem meende te moeten concluderen dat door deze verklaring de democratie in de diepvries werd gezet. Het moet toch ook voor de pers duidelijk zijn dat een dergelijke zeer gevoelige zaak waarbij personen zijn betrokken, maar die bovendien nog niet rijp was voor openbare behandeling, in het belang van alle betrokkenen en van de gemeenschap op deze wijze werd benaderd. Hierbij zij opgemerkt dat in deze aangelegenheid slechts sprake is van uitstel, terwijl t. z. t. bij een eventueel voorstel van uw college tot benoeming van een directeur de zaak weer voor openbare behande ling terugkomt. Ik moge nog wijzen op een ander gezamenlijk optreden van de vier fractievoorzitters en wel met betrekking tot de wijkverwarming. Hun gemeenschappelijk optreden heeft ertoe geleid dat uit de burgerij een tweetal commissies van belanghebbenden is benoemd. Beide com missies beraden zich in gezamenlijk overleg met leden van deze raad en deskundigen om te komen tot een gemeenschappelijk advies aan het college van b. en w. tot oplossing van deze netelige kwestie. Ik geloof, mijnheer de voorzitter, dat dit een voorbeeld van goede democratische samenwerking is.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 752