761 25 NOVEMBER 1969 financiële problemen, welk verband ik had gelegd. De antwoorden van het college lijken afdoend, maar dat is schijni Wanneer namelijk de sanering van de binnenstad op gang komt en wanneer de uitbouw van de stad op het grondgebied van de randgemeenten direct en zonder dat het doorkruist wordt door annexatieplannen een aanvang zou nemen en wanr neer bovendien de woningbouw aantrekkelijker zou worden, zou immers het inwonertal van de regio Breda in de komende jaren snel stijgen. Dan wordt onze stad een echte centrumgemeente en ik vraag mij af -- dit is een rechtstreekse vraag aan het college --of een dergelijke situatie waarbij in samenwerking met de randgemeenten het inwonertal van de regio Breda zou worden uitgebreid, niet financieel gehonoreerd zou worden, waarbij op de achtergrond nog altijd de mogelijkheid bestaat van het stadsgewest. Ik wijs er trouwens met nadruk op, zoals ik ook in de vraagstel ling heb gedaan, dat de hier genoemde problemen op zichzelf al een levensbelang zijn voor Breda, al hebben zij niets te maken met de fi nanciële toestand van dit moment. Hoe staat het nu met die problemen? Eén antwoord heb ik al vermeld. Op een andere plaats heb ik die problemen nog eens bij elkaar gezet, met toevoeging van de eventuele mogelijkheid dat er helemaal geen schot in komt omdat bijvoorbeeld -- dat is altijd mogelijk - die annexatie niet doorgaat, die sanering niet goed op gang komt of dat de trek uit de stad blijft voortduren. Dit zijn reële mogelijkheden, waar voor ook alternatieven zouden moeten worden bekeken. Daar komt dan in één zin het volgende antwoord op: "Er wordt voldoende aandacht aan besteed". Op zichzelf vind ik dit een onzinnig antwoord op een serieuze vraag van iemand die kennelijk van mening is dat de kwestie niét vol doende bekeken wordt. Enige argumentatie om de vraagsteller eventueel tot andere gedachten te brengen zou naar mijn mening dan toch minstens op zijn plaats zijn geweest. Bovendien heb ik gevraagd om een visie op deze problemen en dan ziet men dat het schenken van "voldoende aandacht gelijkgesteld wordt met het hebben van een visie. Ook als men hier en daar uit antwoorden op vragen van zichzelf en van anderen moet opmaken wat het college in deze bepaalde gevallen doet, komt men tot de conclusie dat het vaak weinig om het lijf heeft, inconsequent is of in strijd met de behoeften van het ogenblik. Het gaat er in feite om of Breda een echte centrumstad wordt. Wordt het een leefbare stad? Wordt het een democra*- tische gemeenschap? Maakt het zijn potentiële mogelijkheden waar? Opvallend is ook dat uit de manier waarop het college de pro blemen tracht op te lossen nergens een visie blijkt met betrekking tot de inspraak van de bevolking, maar zonder die inspraak kan er noch van juiste oplossingen en echte leefbaarheid, noch van gezonde initia tieven en een reële visie sprake zijn. Steeds worden statische antwoor den gegeven. Altijd is er "al iets aan gedaan" of er "wordt nog naar ge keken". Het gaat er echter om of er op dit moment bij het gemeente bestuur -- dat wordt nadrukkelijk gevraagd -- een visie is op wat er in dit opzicht verder moet worden gedaan. Die visie is er naar mijn mening niet. Dit roept in mij de volgende vraag op: er is vanavond over dynamiek gesproken in het stadsbestuur. Ik zeg er direct bij dat er natuurlijk belangrijke dingen tot stand komen, het zou belachelijk

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 761