27 NOVEMBER 1969 772 e. v. van de gemeentewet en daarbij ook iets zeggen over de wijkraden. In de tweede plaats wil ik ook spreken over de voorlichting, ver volgens over de inspraak - het spijt mij dat de heer Von Schmid er nog niet is - en tenslotte wil ik iets zeggen over een onderwerp dat ook tot mijn portefeuille behoort, namelijk de bovengemeentelijke aangelegen heden. Wat de verhouding van het college van burgemeester en wet houders tot de raad betreft geloof ik dat u ervan overtuigd bent - in het verleden was u dat ongetwijfeld - en in de toekomst ook zult mogen zijn, dat het college vanzelfsprekend bijzonder veel is gelegen aan een voortreffelijke verhouding met de raad. Naar de opvatting van het college is het van meer dan gewoon belang dat de raad goed kan func tioneren. U mag daar niet aan twijfelen en u doet dat ook niet. Ik meen dat het bij het groeien van een stad een vrij normale zaak is dat de lengte van de agenda's toeneemt. Wij hebben echter niet alleen moeten constateren dat de lengte van de agenda's en de hoeveelheden papier toenemen, maar ook de lengte van de discussies neemt in de loop der tijd toe. Wanneer ik dit bezie wil ik u toch met grote nadruk zeggen dat het college er vast van overtuigd is dat er - al geeft dat natuurlijk een enkele keer wat fricties - tijdige toezending van de stukken moet zijn, dat de raad over talloze onderwerpen tijdig geïnformeerd moet zijn, dat de raadsafdelingen goed moeten functio neren, dat het mogelijk moet zijn dat er, wanneer er zoals de vorige week stukken bij de agenda zijn die zich daarvoor lenen, ook extra vergaderingen worden gehouden en dat het ook bepaald niet uitgeslo ten moet worden geacht dat er informatieve raadsvergaderingen zijn over bijzondere onderwerpen. Ik kan u nu reeds zeggen dat het in de bedoeling van burgemeester en wethouders ligt - dit tevens in antwoord op een vraag die in de vorige vergadering is gesteld door de heer Van Duijl - binnenkort een informatieve raadsvergadering te houden over de vraagstukken die verband houden met het Hoogspoor en alle stede- bouwkundige en wegenproblemen die daarbij aan de orde zijn. Het college wil bepaald de mogelijkheid bezien vooraf een zekere spreiding te brengen in de stukken. Vanzelfsprekend zijn er altijd stukken die haastig behandeld moeten worden, maar naar het oordeel van het college is het wenselijk en nodig in de orde van de agendastukken een bepaalde spreiding aan te brengen. Ik geloof dat men er zich bij dit alles van bewust moet zijn dat de raad recht heeft op beleidsvisies van burgemeester en wethouders en dat hij in zijn controlerende taak alles moet krijgen wat mogelijk is. Het college van burgemeester en wethouders met zijn eigen taak is vanzelfsprekend ech ter geen ministerraad en in dat opzicht geloof ik wel dat de verhoudingen hier anders liggen dan in Den Haag. Dames en heren. Ik heb beloofd u over drie punten - daar is door de heren Kroon, Van Loon en Melzer zeer nadrukkelijk over gesproken - in het kader van die openheid nog enkele bijzonderheden mee te delen. In de eerste plaats gaat het om de openbaarheid van de afdelingsver- gaderingen. De heer Van Loon heeft het, als ik mij goed herinner, zo gezegd dat als er aan die openbaarheid behoefte bestaat, dan mag het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 772