773 27 NOVEMBER 1969. van hem, waarbij hij zich - terecht - beroept op een uitspraak die ik enkele maanden geleden in deze raad heb gedaan dat men met die openbaarheid royaal moet zijn. Het reglement van orde schrijft voor in artikel 40 dat de afdelingen adviescolleges zijn van de raad. Die openheid van de raadsafdelingen komt ook elders nog maar een heel enkele keer voor en ik moet zeggen dat het college van burgemees ter en wethouders zich graag nog eens met nauwgezetheid over dit vraagstuk wil buigen. Er zitten namelijk verschillende kanten aan. Een daarvan is of men de afdelingen volledig open moet doen zijn, in die zin dat alles - ik kan mij voorstellen dat men daar in deze tijd behoefte aan heeft - wat in die sfeer besproken wordt aan de openbaar heid wordt prijsgegeven. Ik wil daarbij toch wel heel duidelijk stel len dat de discussies in de afdelingen natuurlijk nooit tot gevolg kun nen en mogen hebben dat de openbare discussies in de raad worden ge frustreerd. Dat mag mijns inziens nooit de bedoeling zijn van een af delingsvergadering. Wat die openheid betreft heeft het college zich nog eens afgevraagd of het nuttig zou zijn alle raadsleden, ook die geen lid van een afdeling zijn, Bij de vergaderingen van de afdelingen en commissies toe te laten - vanzelfsprekend niet met stemrecht, hoe wel daar weinig gebruik van wordt gemaakt, opdat zij kennis kunnen nemen van de discussies. Men kan zich ook voorstellen dat de raad in zijn geheel kennis kan nemen van de verslaggeving van de afdelingen. Ook elders bestaat die mogelijkheid. De heer Kroon heeft gisteren ge zegd dat hij daarvan in Twente het een en ander heeft ondervonden en ook ons provinciaal bestuur gaat in die richting. Om kort te gaan, het college wil zich hier gaarne nog eens over beraden om te zien welke mogelijkheden erin zitten. Ik kan u dus niets toezeggen, omdat er een aantal kanten aan deze zaak zitten die wij graag in onze over wegingen willen betrekken. Door vrijwel alle fractievoorzitters is gesproken over de open heid en daarbij is speciaal aandacht besteed aan artikel 61 e. v. van de gemeentewet. Er is door enkelen uwer gezegd dat het college deze mogelijkheid vaker moet overwegen. Als ik mij goed herinner staat er in de memorie van antwoord een vrij duidelijke opvatting van bur- emeester en wethouders, waarin wij zeggen dat wij de mogelijkheden ie artikel 61 e. v. van de gemeentewet bieden ernstig op hun bruik baarheid in onze stad willen toetsen. Wij zijn inderdaad tot de conclu sie gekomen dat waar dit wenselijk en nodig is van die mogelijkheden gebruik moet worden gemaakt. Het is niet uitgesloten dat u binnen niet al te lange tijd op het gebied van de sfcciale werkvoorziening een voorstel kunt verwachten en het is ook niet uitgesloten dat het school- advieswerk in deze zelfde geest kan worden bezien. Het is u bekend dat wat dit laatste betreft een werkgroep bezig is en die kijkt ook naar de structuur van dit werk. In dit kader wil ik ook even kort ingaan op een vraag die de heer Van der Zwan heeft gesteld over de wijkraden, die wij samen vatten onder het begrip territoriale decentralisatie. Het college van burgemeester en wethouders is van oordeel dat die op dit moment in onze stad nog niet nodig zijn. In andere delen van het land zijn er

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 773