27 NOVEMBER 1969. 778 binnenkort het gesprek met Prinsenbeek over deze gedragsregels zul len kunnen hervatten. Het tweede element is het overleg met Prinsen beek over het structuurplan voor de Haagse Beemden. Ik kan u mede delen dat daarvoor een ambtelijke stuurgroep is ingesteld die naar wij hopen binnen afzienbare tijd een gewijzigd plan voor de Haagse Beemden zal kunnen produceren. Dames en heren. Tenslotte zeg ik u heel hartelijk dank voor uw vraagstelling en voor de wijze waarop u eergisteren uw opstelling tegenover het college hebt bepaald. Het verheugt het college vanzelf sprekend dat u zich zo positief hebt uitgelaten over zijn beleid. Wij zijn ons natuurlijk bewust van onze eigen beperkingen, al moet ik u daarbij wel zeggen dat het college als geheel en ieder lid afzonderlijk het uiterste geeft om deze stad op de juiste wijze te besturen. Dit is de laatste begrotingsbehandeling in deze samenstelling. Volgend jaar zullen deze stoelen worden bezet door nieuwe en opnieuw gekozen le den. Ik spreek de hoop uit dat Breda een goed en constructief en van zelfsprekend kritisch stadsbestuur zal behouden. Ik dank u wel. Wethouder VERMEULEN: Dames en heren. Ik meen er goed aan te doen alvorens in te gaan op de concrete vragen die tijdens de dins dag gehouden algemene beschouwingen zijn gesteld, daaraan vooraf gaand enkele punten meer in het algemeen met u in ogenschouw te nemen. Dit zijn de punten die in vrijwel alle algemene beschouwingen zijn benaderd, enerzijds in vragende vorm, anderzijds in de zin van "dat loopt fout"en die in hoofdzaak het bouwbeleid en de sanering van de binnenstad van Breda betreffen. Allereerst wil ik enkele opmerkingen maken over het bouwbe leid. Ik kan mij voorstellen dat er mensen zijn die zich afvragen of het geen wij nu bouwen wel datgene is wat wij ons allemaal wensen. Waar schijnlijk ben ik een der genen die zich kunnen voorstellen dat er qua comfort en qua uiterlijk aanzien hogere eisen moeten worden gesteld dan op dit moment gebeurt. Ik vind dit ook redelijk. Ik geloof echter dat wij toch realistisch moeten blijven en met beide benen op de grond moeten staan. Wij moeten niet aan "wishfull thinking" doen, maar ons realiseren wat onder de bestaande structuur en onder de bestaande wetgeving haalbaar en mogelijk is. Dan blijkt dat de raad zoals die hier zit besloten heeft de laatste weg te kiezen, want het zijn uiteinde lijk niet burgemeester en wethouders die besluiten wat er zal worden gebouwd maar de raad, die op voorstel van het college terzake besluit. Die begrenzingen zijn u allemaal waarschijnlijk wel meer of minder bekend. Daaraan zijn grote problemen verbonden. Enerzijds worden de bouwkosten in het kader van de contingenten bewaakt door de rijksoverheid, hetgeen er dus toe leidt dat men alleen maar kan doen wat binnen het raam van het budget van het rijk - en dan liefst een budget voor zoveel mogelijk woningen - is toegestaan. Dit heeft tot gevolg dat er qua comfort toch minimaal wordt gebouwd. Het twee de en niet minder belangrijke punt wordt gevormd door de grondkosten die uiteraard ook een belangsijke rol spelen. Het rijk stelt zich daarbij op het standpunt dat het bereid is voor woningwetwoningen een bedrag "X" te vergoeden aan de gemeenten. Dit is een vast bedrag, waarin

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 778