783
27 NOVEMBER 1969.
nog niet alles. Het krottenprobleem is natuurlijk enorm groot. Men
had gedacht na het oplossen van de kwantitatieve woningnood iets aan
de kwalitatieve woningnood te kunnen gaan doen. Ik heb uiteengezet
welke moeilijkheden daarbij aan de orde komen. Inderdaad zijn wij
in Breda op dit punt niet achtergebleven en de verhoudingscijfers die de
heer Van der Zwan heeft geproduceerd duiden daar ook op, maar daar
mee is het probleem natuurlijk nog niet uit de wereld. De moeilijkheid
is dat er op het ogenblik een grote druk wordt uitgeoefend juist op het
goedkope woningbestand dat in bezit is van de gemeente. Dit houdt ver
band met wat ik zoeven heb gezegd. Er is grote behoefte aan goedko
pe huizen en een veel geringere behoefte aan duurdere huizen. Zelfs
is er een groot aantal mensen dat die huren niet kan opbrengen. Dit
leidt er toe dat de gehele sanering in een moeilijke fase komt. Als men
wil saneren - en wij hebben wat dat betreft nogal ambitieuze plannen -
zal men moeten beginnen huisvesting te vinden voor de mensen die de
te saneren woningen moeten verlaten. Daarbij komen degenen die door
het van kracht worden van de huurliberalisatie via een vonnis uit hun
huizen worden gezet en voor wie ook huisvesting moet worden gevon
den. Ook dit zijn mensen die in aanmerking komen voor een goedko
pe woning. Dit alles leidt ertoe dat zowel in de sanering als in de ont
ruiming van de krotten stagnatie ontstaat die ons evenmin als u lief is,
maar waarvoor wij - althans op plaatselijk niveau - geen oplossing we
ten.
De heer Van der Zwan heeft verder betoogd dat het aantal te
bouwen woningen zou moeten worden verhoogd. Ik meen dat er iets
wezenlijks anders moet gebeuren. Het aantal woningen dat momenteel
in Breda wordt gebouwd - maar daarmee gaan wij weer de put in door
de oorzaken die ik zojuist heb genoemd - valt nogal mee, dat aantal
schommelt rond de 1200-1300 woningen per jaar. Het grote probleem
is echter de verhouding tussen huren en lonen en daarover moet men zich
mijns inziens op nationaal niveau eens goed beraden wat daaraan moet
worden gedaan.
De heer Van der Zwan heeft het ook nog gehad over de reno
vatie van het oude woningbestand. Als voorbeeld heeft hij de methode
genoemd die elders wordt toegepast. Wij zijn het daarin met hem eens.
Ook wij geloven dat dit een goed gegeven is en de methode zoals die
elders wordt toegepast is ook nier uiteraard niet onbekend. Het hangt
echter af van de aard van de renovatie. Wanneer het om een dermate
grondige ingreep in de woonsituatie gaat dat het nodig is die huizen
tijdelijk te ontruimen en de bewoners tijdelijk elders onder te brengen
in afwachting van het gereedkomen van de gerenoveerde woningen,
dan moet dat gebeuren, natuurlijk onder voorbehoud dat die vervangen
de woonruimte beschikbaar moet zijn. Het is echter een goede metho
de en ook in Breda gebeurt op dit ogenblik al iets dergelijks. De Bouw
vereniging St. Joseph is momenteel bezig met de renovatie van 206
woningen en er zijn plannen in voorbereiding om te komen tot verbete
ring van een aantal woningcomplexen in de bomenbuurt. Ook daar is
men dus van plan de oudere woningen aan een renovatie te onderwer
pen.
De heer Van der Zwan heeft ook de experimentele bouw nog