78 13 FEBRUARI 1969 In artikel 19, zegt spreker, wordt Je beslechting van een geschil aan een van beide contraeerende partijen opgelegd en hij meent het bekend te mogen veronderstellen, dat hij zich daarmede niet kan verenigen. De heer KRAMER zegt, dat de plannen tot uitbreiding van het aan tal tennisbanen en het maken van een. overdekte tennishal. hem wel aan trekkelijk lijkt en dat hij dan ook geen moeite heeft om met het voor stel tot verhuur van het tennispark mee te gaan. Terzijde merkt hij op, dat een overdekte hal voor slechts één tennisbaan hem geen doelmatige oplossing lijkt. Hij heeft er echter begrip voor dat een en ander nader moet worden bezien. Wel vindt hij, aat de genoemde "enige tijd" niet te lang mag duren. Enige snelheid acht hij ook een verplichting tegen over de stichting "tennispark de Mark". Aannemende dat dit voorstel wordt gevolgd vraagt spreker wanneer het college denkt, dat de uitbreiding gerealiseerd zal zijn. Wethouder VAN BIJNEN zegt, dat de vragen van de heer van der Werff en van de heer Kramer ongeveer op hetzelfde neerkomen. Het is inderdaad zo, zegt spreker, dat momenteel overwogen wordt of exploi tatie van het tennispark in de toekomst door de gemeente zal moeten gebeuren. Dit zal echter alleen maar gebeuren als blijkt, dat het alge meen belang zodanige eisen stelt dat het niet veilig wordt geacht om de exploitatie in handen van particulieren te laten. Op dit moment wordt een en ander nog onderzocht, zodat het nog lang niet zeker is, dat een voorstel van een dergelijke strekking aan de raad zal worden gedaan. Op de vraag van de heer Kramer wanneer de uitbreiding zal worden ge realiseerd is momenteel nog geen antwoord te geven. Wel kan men ver onderstellen dat een en ander in de loop van "het seizoen 1969 gerealiseerd en in gebruik moet zijn. Dit zal dan tot gevolg hebben, dat de prijs die nu genoemd wordt herzien zal moeten worden, omdat deze thans nog ge baseerd is op de oude situatie. Als antwoord op de vragen van de heer Barij zegt spreker, dat het college wel bereid is punt 19 van het besluit te iaten vervallen. Het college is echter van mening, dat punt 18 moet gehandhaafd worden zoals het nu luidt. Als het zou gaan om bedrijfspanden zou dit artikel enige wijziging moeten ondergaan. 'Ten aanzien van sportcomplexen en terreinen ziet het college hiervan de noodzaak niet in. Daarom stelt spreker voor ar tikel 18 te laten zoals is voorgesteld. De heer BARU zegt te betwijfelen of de wethouder de jongste wets wijziging in het oog heeft gehouden. Er is wel sprake van geweest, dat voor bedrijfspanden een andere regeling zou worden getroffen dan voor andere onroerende goederen, maar dit is onlangs in de wet geschrapt. Daarom blijft hij van mening, dat artikel 28 c van de Huurwet hier van toepassing is. Dit artikel geeft aan de huurder, nadat de huurovereen komst is geëindigd, nog een huurbescherming van twee maanden en dat geldt voor alle gebouwde onroerende goederen. Het is derhalve naar zijn mening alleen de vraag of we hier te maken hebben met een gebouwd onroerend goed. De heer KRAMER zegt, dat hij in eerste instantie niet zover gegaan

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 78