789
27 NOVEMBER 1969.
dat wij eerstdaags vier van dergelijke gevallen aan de raad kunnen
voorleggen, waarin wij de regering een bijdrage zullen vragen in het
kader van de saneringsregeling.
De budgettaire consequenties daarvan vermag ik niet te zien,
omdat die er uiteindelijk ook niet zijn. Het is een handeltje, name
lijk het kopen en verkopen van grond en dat gaat buiten het budget
om. Alleen krijgen wij een bijdrage, opdat die grond tenminste nog
een prijs krijgt dat wij er nog iets mee kunnen doen. Het staat echter
helemaal buiten de algemene dienst.
De heer Woestenberg heeft er nog eens de aandacht op geves-
tigd dat in het centrum van Breda naar zijn mening dringend behoefte
is aan een damestoilet, waarbij hij enkele mogelijke plaatsen heeft
aangeduid. Het enige dat ik hem op dit moment kan toezeggen is dat
wij nog eens zullen nagaan of deze behoefte inderdaad aanwezig is en
of de door hem genoemde plaatsen mogelijk een oplossing kunnen bie
den.
Wat het eenrichtingverkeer over de singels betreft waarover de
heer Woestenberg een opmerking heeft gemaakt, kan ik hem verzeke
ren dat ook het college van burgemeester en wethouders en de verkeers-
deskundigen dit ernstig overwegen. Wij hebben de brug tegenover de
Vincent van Goghstraat bewust zo gesitueerd dat de mogelijkheid be
staat te eniger tijd op de binnen- en de buitensingel eenrichtingver
keer in te voerjn. De singel zal daarvoor moeten worden doorgetrokken
van de Vincenrvan Goghstraat naar de Marksingel, terwijl de Acade
miesingel natuurlijk een bottleneck blijft, maar deze gedachte leeft
inderdaad ook bij de verkeersdeskundigen.
Voorts heeft de heer Woestenberg iets gezegd over het toewij
zingsbeleid, maar ik meen dat ik dat aan mijn collega De Raaff kan
overlaten. Over het dichtmetselen van minder huizen kan ik slechts
zeggen dat wij die huizen juist dichtmetselen om te voorkomen dat
ze weer klandestien worden betrokken wanneer ze onbewoond zijn.
Die huizen zijn dan onbewoonbaar verklaard en meestal zijn ze er dan
ook naar. Ik zwijg nu nog maar van andere zaken. Ik geloof niet dat
wij het te vaak doen - op zichzelf is het ook geen fraai gezicht -,
maar wij menen dat het nuttig is leegstaande panden te behoeden voor
herbezetting en voor gebruik voor alle mogelijke andere doeleinden.
Ten aanzien van de openbare inschrijving waarover de heer
Woestenberg een opmerking heeft gemaakt zou ik willen zeggen dat
dit geheel een zaak is van de raad. Wij mogen niet anders dan open
baar aanbesteden, met uitzondering van die gevallen waarin de raad
onderhandse aanbesteding heeft goedgevonden. Openbare aanbestedin
gen zijn dus regel, die komen allemaal in de raad. Wanneer wij van
die regel willen afwijken hebben wij daarvoor de toestemming nodig
van de raad.
Ik meen hiermee in eerste instantie alle sprekers te hebben be
antwoord. Moch ik iemand hebben vergeten, dan hoor ik het wel. Tot
slot wil ik - maar dit is van persoonlijke aard - de heer Melzer van
harte danken voor zijn vriendelijke woorden. Ik ben ervan overtuigd
dat die volledig gemeend waren.