27 NOVEMBER 1969. 804 van de ambtenaren en dat het programma nagenoeg gereed is, hoewel de opleiding nog niet is voltooid. Wij hebben in dat jaar niet stilgeze ten en ik wilde wel dat ik wat meer visie had en wat minder behoefde te werken. Ik geloof namelijk dat dat veel gemakkelijker zou zijn. Ik ben er van overtuigd dat er enorm moeizaam moet worden geploegd om te komen tot een nieuw bestuur en tot een nieuwe aanpak van de problemen waarmee de samenleving wordt geconfronteerd en daarbij moet het mij van het hart dat het wat zeer doet als er op die manier wordt gereageerd. In de vakbladen - ik denk aan Economisch-Statistische Berich ten en aan het Financieel Dagblad - wordt enorm veel geschreven over planning bij de gemeentelijke overheid. Daarbij wordt Breda genoemd als de gemeente die het verst gevorderd is in de praktische toepassing van een werkprogramma met betrekking tot de niet geldelijk rendabe le investering. De gemeente Breda zit in de werkgroepen van de Ver eniging van Nederlandse Gemeenten en het Nederlands Instituut voor Efficiency op gebied van de middellange termijnplanning, omdat men daar van mening is dat Breda in dit opzicht voorop gaat. Vanuit de grote steden, ook uit Amsterdam, en van de universiteiten komt men in Breda vragen om informatie omdat men meent dat men hier mis schien nog iets kan leren, niet over de wetenschap, maar wel over de praktische toepassing van de wetenschap, om het in praktijk te brengen. De stagiaires van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten komen naar Breda om te bestuderen hoe wij de problemen hier aanpakken. Er verschijnen publikaties in het blad van de gemeentefinanciën van de hand van onze chef-planning over de gehele problematiek van de plan ning. In Breda is de geprogrammeerde instructie over planning en plan ningstechniek samengesteld, die uitgegeven gaat worden en waarvan wij verwachten dat die in de bestuursscholen zal worden gebruikt voor de opleiding van ambtenaren. Andere gemeenten die aan planning willen gaan doen, komen ons vragen of men hier de cursus kan volgen en mag volgen die aan onze ambtenaren wordt gegeven. Men wil er voor betalen. Wij zijn volop bezig met het inbouwen van de planning bij de diverse gemeentelijke sub-nuishoudingen. Niet minder dan 160 mensen zullen met deze zaak vertrouwd worden gemaakt. Bij openbare werken, beplantingen en de sportdienst is die bemanning al aanwezig. Tevens heeft het college besloten te komen tot een totaal investerings plan als tweede fase op de weg naar de totaalplanning, waarvan ik u nogmaals zeg dat dit geen vraagstuk is van nu en een jaar, maar van nu en tien jaar, om het volledig gerealiseerd te krijgen. Daarbij moet men bovendien nog bedenken dat wij met die planning zouden moeten aansluiten op de landelijkeenjegionaleplanning die er op dit moment niet is, hoewel men in diverse oegrotingsonderdelen van de rijksover heid ziet dat ook daar de planning haar eerste aanzetten krijgt. Aan de ene kant moet men natuurlijk weten waar men naar toegaat en dat men bereid moet zijn met inschakeling van de beschikbare mankracht naar die aanpassing toe te werken, maar anderzijds moet men weten dat dit geduld en volharding vergt. In die zin geloof ik dat het college duidelijk tekortkomingen heeft en als de heer Von Schmid daar eens met mij over zou willen praten, kan ik hem er zelfs meer noemen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 804