27 NOVEMBER 1969.
806
ervaring is - en ik heb die ervaring maar ten dele, want de eerste er
varing van het werk met de commissies heeft mijn collega Vermeulen,
die mij tijdens mijn afwezigheid heeft vervangen - dat in de commissies
zinvol werk wordt verricht, dat zeker zal bijdragen tot het wegnemen
van de sfeer van wantrouwen die, het moet worden erkend, rond de
wijkverwarming was gegroeid.
Dat burgemeester en wethouders de kritigk vanuit de raad niet
au sérieux hebben genomen of dit niet tijdig genoeg hebben gedaan,
kan ik echt niet onderschrijven. Tegenover het verwijt van de heer
Melzer moet ik toch wel plaatsen het regelmatige overleg met de
raadsafdeling voor het energie- en waterbedrijf, waarin herhaaldelijk
over de wijkverwarming van gedachten is gewisseld. Ook het toenmali
ge comité van afnemers van wijkverwarming is in de gelegenheid ge
steld zijn klachten en wensen bij de raadsafdeling kenbaar te maken.
Met de raadsafdeling is in januari van dit jaar gesproken over de eerste
proef met het wegnemen van de warmtemeters in de benedenverdie
pingen van de betrokken woningen in Wisselaar en IJpelaar en het in
stellen - eventueel - daarna van een objectief onderzoek door T. N.O.
Met de raad is over die proefneming met het wegnemen van de warm
temeters van gedachten gewisseld. Ik geloof dan ook niet dat het ver
wijt van de heer Melzer geheel terecht is, al wil ik niet ontkennen
dat zeker ook van de zijde van het college en zeer speciaal door mij
ook wel fouten zijn begaan.
Wel moge ik nog wijzen op de vele technische aspecten van
de wijkverwarming, die in het bestuurlijke vlak specifieke problemen
kunnen oproepen. De confrontatie van een collectief systeem met vele
individuele verlangens stelt ons telkens weer voor vragen en wensen
die niet altijd zijn te beantwoorden of te verwezenlijken. Dat neemt
niet weg dat onzerzijds wordt gestreefd naar een zo goed mogelijke
dienstverlening in het kader van de wijkverwarming.
Als de heer Van Loon op grond van een vijftal door hem om
schreven argumenten van mening is dat onverwijld moet overgegaan tot
het wegnemen van alle warmtemeters of tot een zodanige wijziging
van de verordening dat variabele factoren in de afrekening geen rol
spelen, zo meen ik dit laatste althans te moeten begrijpen, is het col
lege van mening dat daardoor afbreuk wordt gedaan aan het overleg in
de beide commissies. Ik. meen te hebben begrepen dat hij het nemen
van dergelijke maatregelen los ziet van dit overleg. Wij zien dit hier
niet los van. Aan beide commissies is opgedragen burgemeester en
wethouders te adviseren terzake van de bestuurlijke beslissingen die met
betrekking tot de centrale wijkverwarming al dan niet kunnen worden
genomen. Dat beide commissies niet alle aangeslotenen vertegen
woordigen is naar mijn mening niet relevant. Het werk en de resulta
ten van de commissies worden natuurlijk ook buiten Upelaar en Wisse
laar met belangstelling gevolgd. Het nu, zonder overleg met de com
missies, door de raad nemen van beslissingen die rechtstreeks van be
tekenis zijn voor de afnemers van de wijkverwarming is naar de mening
van het college niet gemotiveerd en niet bevorderlijk voor een goed
overleg met deze commissies. Wij moeten deze uitgesproken "inspraak
commissies", die dus geen commissies zijn waarvan de leden alleen