27 NOVEMBER 1969. 810 spreken van de verwerking van vaste afvalstoffen - grote aandacht vraagt. Wanneer de heer Van Loon zegt dat naar zijn mening in regie- naai verband besprekingen worden gevoerd, wil ik hem verwijzen naar hetgeen ik dienaangaande reeds bij de openbare behandeling van de begroting 1969 heb meegedeeld. De commissie van deskundigen voor West-Brabant is aan het werk en in deze commissie hebben twee hoofdambtenaren van deze gemeente zitting. Wij verwachten dat binnen afzienbare tijd ook een door het provinciaal bestuur in te stel - len commissie dit probleem in studie zal nemen. Wederom van horen zeggen, aldus de heer Van Loon, zouden van particuliere zijde aantrek kelijke voorstellen zijn gedaan. Het is mij niet duidelijk wat hij hiermee concreet bedoelt. Ik heb wel vernomen dat bij de directeur van het vervoerbedrijf en bij het secretariaat van de plaatselijke com missie - men kent de werkgroep vuilverwerking, die in opdracht van burgemeester en wethouders voor 1 juli 1970 moet rapporteren over de toekomstige vuilverwerking in Breda en eventueel de omgeving van Breda - en van de regionale studiecommissies herhaaldelijk aan biedingen binnenkomen van geïnteresseerde ondernemingen die hun diensten aanbieden. Van deze aanbiedingen wordt kennis genomen en wellicht kan van de daardoor gevormde documentatie een goed gebruik worden gemaakt. Het komt mij voor dat beide commissies als resultaat van hun studies wel tot een voorkeuze van het te volgen systeem of systemen zullen komen, maar het is niet aannemelijk dat zij zich zullen kunnen uitspreken met betrekking tot de keuze van leveranciers. In dit kader zullen zekere aantrekkelijke aanbiedingen waarover de heer Van Loon sprak moeten worden geplaatst. Tot slot nog een kort woord over hetgeen de heer Van Loon heeft opgemerkt over de cultuur, namelijk het rapport culturele accommo daties, waarom de raad nota bene jarenlang heeft gevraagd en dat in de novembervergadering aan de raad is aangeboden. De heer Van Loon zal wel goed vinden dat ik hierop nader inga bij het onderwerp Cultuur, wanneer dit bij hoofdstuk V sub 1 van de begroting door anderen, zoals is gezegd, aan de orde wordt gesteld. Een enkele opmerking wil ik nog maken naar aanleiding van hetgeen de heer Kroon heeft gezegd, namelijk dat in het rapport culturele accommodaties zou worden teruggekomen op een raadsbe sluit uit 1966. Hij voegt daaraan toe - ik wil het compleet maken - dat hij hierover verheugd is. Ik geloof echter dat men niet kan spre ken van terugkomen op een raadsbesluit, ik geloof niet dat degenen die zich hebben gezet aan het schrijven van het rapport culturele ac commodaties zien zouden hebben veroorloofd terug te komen op een raadsbesluit dat hier in november 1966 is genomen. Iets anders is dat toen in 1966 dit raadsbesluit werd genomen, nog niet de alternatie ven bestonden die in de loop van deze jaren zijn ontstaan, namelijk dat wij sinds 1967 in Breda niet meer twee bibliotheken hebben, maar dat deze zich hebben verenigd in een Stichting Centrale Bibliotheek, die ernaar streeft deze eenheid ook ruimtelijk te realiseren. Dit alter natief was er destijds niet en wij kennen alleen heel goed de situatie van onze muziekschool, die toen nauwelijks uit haar as verrezen was. In het rapport is slechts bedoeld erop te wijzen dat er misschien een

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 810