815
27 NOVEMBER 1969.
De heer VAN LOON: Ik ben u en uw college uiteraard zeer dank
baar voor de uitvoerige antwoorden op de vele vragen die onzerzijds
zijn gesteld naar aanleiding van de aanbieding van de begroting eri
verschillende dingen die wij in onze algemene beschouwingen hebben
aangesneden. Ik ben uitermate tevreden met deze beantwoording.
Een paar zaken vereisen mijns inziens enige nadere toelichting,
maar daar is een tweede instantie ook voor, opdat wij als wij helemaal
klaar zijn elkaar mogelijk goed hebben begrepen. Wanneer ik heb ge
zegd dat de meeste beslissingen door de ambtenaren worden genomen,
heb ik daarmee uiteraard bedoeld dat die beslissingen per delegatie
worden genomen. Dit betreft veelal de vrij eenvoudige beslissingen die
dagelijks door vele ambtenaren worden genomen. Ik ben ervan overtuigd
dat die beslissingen worden genomen na rijp beraad, objectief en welover
wogen, maar ik meen dat het mogelijk zou moeten zijn in een nieuwe
conceptie dat die ambtenaren, in een nieuwe wetgeving uiteraard, be
slissingsbevoegdheid krijgen en dan ook de verantwoordelijkheid voor
die beslissingen zouden moeten dragen. Het spreekt natuurlijk vanzelf
dat de grote beslissingen en de beleidsbeslissingen aan het college moe
ten blijven voorbehouden.
Een tweede opmerking, mijnheer de voorzitter, betreft uw mede
deling over het informatiecentrum. U hebt een overzicht gegeven van
de grote belangstelling die het college heeft voor het geven van voor
lichting en de grote aandacht die op de scholen wordt besteed aan de
brochure over de begroting. Ik heb daar alle begrip voor. Nog onlangs
heb ik gelezen dat een ruimere verspreiding van de raadsstukken wordt
overwogen. Ik ben verheugd met uw mededeling dat zeer serieus wordt
gewerkt aan de verdere vormgeving en de plaats van het informatie
centrum. Ik had echter verwacht dat wij tijdens deze begrotingsbehan
deling van nadere plannen zouden horen. U zult begrijpen dat uw mede
deling dat men blijft denken in de richting van de kelder bij mij niet
zo verschrikkelijk veel bezwaren ontmoet, wanneer de entree maar zo
danig is dat de Bredase bevolking er geen moeite mee heeft.
U hebt verder gesproken over inspraak. Ik vind dit een belangrijk
onderwerp en daarom wil ik er nog een enkele opmerking over maken,
omdat ik meen dat wij elkaar op dit punt mogelijk toch enigszins ver
keerd hebben verstaan. Wanneer ik heb gezegd dat inspraak naar mijn
oordeel moet betekenen het mede dragen van verantwoordelijkheid,
heb ik daarmee bedoeld dat het mede verantwoordelijkheid dragen in
houdt dat tot besluitvorming moet worden gekomen. Naar uw mening is
de juiste volgorde: voorlichten, meepraten, meebeslissen en mede
verantwoordelijkheid dragen. Ik ben echter van mening dat het dragen
van verantwoordelijkheid vooraf moet gaan aan het meebeslissen, om
te komen tot de besluitvorming om te beslissen. Als wij elkaar op dit
punt goed zouden kunnen begrijpen zouden wij het mijns inziens hele
maal eens kunnen zijn. Dat u niet precies weet hoe het met die in
spraak allemaal moet is begrijpelijk, ik weet het ook niet. Ik heb in
mijn algemene beschouwingen alleen daarom nogal wat aandacht be
steed aan die inspraak, omdat wij naar mijn mening moeten proberen
aan die inspraak althans enige vorm te geven en omdat wij met elkaar