27 NOVEMBER 1969. 816 moeten afspreken of althans een discussie op gang moeten brengen om te trachten tot een vorm van inspraak te komen. Uw mededeling over bovengemeentelijke zaken heb ik met be langstelling aangehoord. Ook ik ben van mening dat thans de mogelijk heid aanwezig is in de regio tot een goed gesprek te komen. Dat het gemeentebestuur zich bewust is van zijn eigen beperkingen is uiter aard juist, ik geloof dat dit voor iedereen geldt die voor de gemeen schap werkt. Overigens heb ik met belangstelling kennis genomen van uw mededeling dat u van mening bent dat er een goedkritisch en constructief stadsbestuur voor nodig is om deze stad ook in de toekomst te kunnen blijven besturen. Vervolgens wil ik even ingaan op de opmerkingen van wethouder Vermeulen. Ik heb daar niet zoveel moeite mee. Ik ben het in grote lijnen met de wethouder eens, zoals wij het op vele terreinen met elkaar eens zijn. Wanneer hij zegt dat wij bouwen wat wij kunnen, maar dat wij niet altijd kunnen bouwen wat wij wensen, omdat de mensen nu eenmaal hogere eisen stellen dan kan worden verwezenlijkt, dan is dat natuurlijk formeel juist, evenals zijn opmerking dat beslui ten niet worden genomen door burgemeester en wethouders maar door de raad. Belangrijk is echter wat het college voortbrengt. Wij mogen mijns inziens van het college verwachten dat het terzake diligent is en dat het alle mogelijke experimenten op dit gebied volgt. Ik ge loof dat dit niet in de eerste plaats een taak is van de raad. De raad kan natuurlijk een kritische inbreng hebben en alle mogelijke plan nen entameren, maar het is toch in de eerste plaats de taak van het college ons over deze dingen te informeren. Ik ben het helemaal eens met de mededeling van de wethouder over de binnenstad. Ook ik ben namelijk van mening dat er eerst ge studeerd moet worden voordat er iets zinnigs over kan worden gezegd. Mijns inziens moet er eerst maar eens een rapport komen voor wij er over gaan praten. Is dat rapport er eenmaal en bestaat de mogelijk heid van een zinvol gesprek, dan moeten ook alle betrokkenen in de gelegenheid worden gesteld het hunne te zeggen. De wethouder heeft gevraagd om enig verantwoord geduld. Dit wil ik hem graag toezeg gen, hoewel ik graag zou zien - dit heb ik trouwens ook in de gemeen teraadsvergadering gezegd - dat het bureau Van Heesewijk een duide lijke opdracht krijgt binnen een gestelde termijn met een rapport te komen. In Amsterdam praat men al ongeveer 30 jaar over een stad huis en die situatie zou ik niet graag in Breda zien. De wethouder heeft ook het overleg met Prinsenbeek nog even aangesneden. Ook ik heb daarover gesproken. Wij hopen natuurlijk allemaal dat in de decembervergadering de conceptovereenkomst kan worden aangenomen. Het overleg moet worden hervat, omdat de raad van Prinsenbeek in eerste instantie de overeenkomst niet heeft aan vaard. Ik meen echter in de krant te hebben gelezen dat het ook de wens van de raad van Prinsenbeek is dat de overeenkomst nog voor 1 januari 1970 wordt gesloten. Nog een enkele opmerking naar aanleiding van mijn woorden over de woonfunctie van Breda in het kader van de ontwikkelingen in het

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 816