27 NOVEMBER 1969. 822 meepraten, daarna, zo hebt u gezegd, tot meebeslissen en tenslotte tot het mede verantwoordelijkheid dragen. Ik meen echter dat de volgorde moet zijn meeweten, meepraten, zich mede verantwoorde lijk voelen en daarna pas meebeslissen, want naar mijn inzicht - en dat is dus ook de mening van de heer Van Loon - moet het dragen van de verantwoordelijkheid voorafgaan aan het meebeslissen. Dat is ui termate belangrijk, want meebeslissen zonder verantwoordelijkheid is wel heel gemakkelijk en dat gebeurt ook vaak in het leven, maar dat moeten wij nu juist niet hebben. Ik heb ontzettend veel opgeschreven, maar ik zal er slechts enke le punten uithalen. Naar aanleiding van de positie van Breda in de re gio hebt u gezegd dat er een stuurgroep is ingesteld in de Haagse Beem den en dat binnenkort een gewijzigd plan voor de Haagse Beemden te gemoet kan worden gezien. Dan kom ik nu aan de opmerkingen van wethouder Vermeulen. Deze heeft zeer duidelijk gesteld dat de problemen rond de woningbouw niet op plaatselijk niveau liggen, doch op landelijk niveau. Ik ben dat helemaal met hem eens. Ik meen echter dat wethouder Vermeulen een te grote waarde toekent aan de relatie huren-inkomsten. Ik wil de invloed van de discrepantie tussen huur en inkomen bepaald niet onderschatten, maar uiteindelijk is het toch een betrekkelijk gering deel van de bevolking dat de huren niet kan betalen. Inderdaad is net weekinkomen of het maandinkomen vaak niet toereikend voor de huur, maar tal van bedrijven geven suppleties en ik geloof dat de woning nood voorop moet staan. Met de opmerking van de wethouder over de militaire terreinen kan ik mij ook verenigen. Ik heb al eerder gesteld dat wij eerst een bestemming voor deze terreinen moeten hebben, alvorens wij aan de overheid kunnen vragen deze terreinen ter beschikking te stellen van de gemeente. Ik ben er echter van overtuigd dat in het rapport van het bureau Van Heesewijk de militaire terreinen ongetwijfeld een ci viele functie zullen krijgen. Ik ben het uiteraard ook eens met wethouder Vermeulen dat het een onjuiste opvatting is dat er bij niet annexeren geen problemen zouden zijn op het gebied van grond voor woningbouw. De wethouder heeft nog eens aangehaald dat Breda en Prinsenbeek in 1964 een over eenkomst hebben gesloten tot vrijwillige grondruil, maar dat deze overeenkomst niet door Gedeputeerde Staten is geaccepteerd, hetgeen een van de oorzaken is ^an de huidige moeilijkheden op het gebied van terreinen voor de woningbouw. De wethouder is verheugd dat de subsidie in de afvoerleiding voor 18 3/4% door het rijk wordt betaald en voor 63% door de provin cie, maar mij persoonlijk is het lood om oud ijzer. Ik had de flauwe hoop dat er een stijlfout zou staan in de nota van aanbieding en dat er had moeten staan 25% 6 3%, dus dat de verhouding 4 1 die in het rapport van de dienst van openbare werken werd genoemd toch juist was. Dan hadden wij in ieder geval 3l|% gekregen. Of er nu 20% door het rijk wordt betaald en 5% door de provincie, of 18 3/4% door het rijk en 63% door de provincie maakt mij niet veel uit. In beide gevallen is het 25% en dat is te weinig.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 822