27 NOVEMBER 1969. 831 camouflage, daar zit een hoop provinciale problematiek in. Ik hoop in ieder geval dat die papierlawines wat meer gespreid zullen worden. Over de heer Van der Zwan en de financiële verhoudingswet 1960 moet ik zeggen dat ik mij als volgeling van professor Oud zou schamen als ik tegen die wet zou zijn. Ik heb gewezen op de fouten die er op dit moment aan kleven, zoals de aanvullende toewijzingen. Dat zo iets gebeurt zonder parlementaire controle zou ook de heer Van der Zwan moeten aanspreken. Toen hij zijn beschouwingen schreef was hij kenne lijk nog niet op de hoogte van het standpunt van het wetenschappelijk bureau van de P.v.d. A. Uit dat standpunt blijkt duidelijk dat dit bu reau een inflatie-correctie niet afwijst. De heer Van der Zwan heeft dat gisteravond in Het Parool kunnen lezen. De 600. 000. 000, -- voor 1970 zijn bestemd voor het gedeeltelijk wegnemen van de al jaren bestaande onbillijkheid en onrechtvaardigheid, zeker nu diverse indirecte belastingen verhoogd zijn en in E. E. G.-verband gestreefd wordt naar een bepaald evenwicht tussen de directe en de indirecte be lastingen. De heer VAN DER ZWAN: Ik zou aan de heer Melzer willen vragen of hij weet wat de vorige week het standpunt van de Tweede Kamer fractie was. De heer MELZER: Ik weet dat er in de Partij van de Arbeid altijd veel verwarring heerst. Voor mij is dat niets nieuws. De opvatting dat het rijk over de brug dient te komen met een be langrijke bijdrage aan het Hoogspoorplan is ook de mijne. Wat men de een toestopt mag men een ander beslist niet onthouden. De heer VAN DER ZWAN: Ja, inderdaad. De heer MELZER: De heer Van der Zwan mokt wat na over de raadsvergadering van 18 januari 1968. Dat is ieders goed recht, maar men moet ervoor oppassen de inbreng van de eigen fractie niet te over schatten. Ik acht het - al zou zij kunnen buikspreken - volkomen on waarschijnlijk dat de toen afwezige mevrouw De Bonte vier stemmen uitgebracht zou hebben. De heer VAN DER ZWAN: Er waren zes afwezigen! De heer MELZER: Beter tellen. Ook aan de heer Kroon is de papierlawine niet ongemerkt voorbij gegaan. Zijn veeljarige ervaring als raadslid stelt hem het best in staat de progressie in de papierproductie te beoordelen. Zijn verzoek om fractieassistentie acht ik redelijk en bijzonder actueel. Ik ben de heer Kroon erkentelijk voor de waardige wijze waarop hij als oudste lid het seniorenconvent heeft verdedigd. Dit convent is geen geheim genoot schap, zoals men gaarne suggereert. Het is een orgaan voor vertrouwelijk beraad, waar ondermeer zaken aan de orde komen die - als zij in de publiciteit zouden komen - burgers schade en leed zouden berokkenen en - materieel gezien - de gemeente ernstig zouden benadelen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 831