832 27 NOVEMBER 1969. Wanneer in dit beraad de democratie geweld zou worden aangedaan zou ik er niet aan denken er aan deel te nemen. Ik wil wel nadrukkelijk stellen dat er in dit vertrouwelijke beraad geen plaats is voor trapeze werkers. De heer Von Schmid is na zijn aanval op zijn oude partijgenoten overgegaan tot het uitdragen van zijn filosofie over de openheid. Ik heb reeds eerder gesteld dat de raadszaal geen college- of leslokaal is en ik heb ook reeds eerder mijn afkeuring uitgesproken over het houden van opstel- of voorleeswedstrijden als die gericht zijn op het verkrijgen van publiciteit en weinig te maken hebben met concrete, voorgelegde materie. Als de heer Von Schmid als links-socialist pleit voor meer openheid zou ik hem willen voorhouden dat links-socialisme leidt tot staatsalmacht. In handen van demagogen zou het links-socialisme er toe leiden dat er van de openheid niets overblijft dan de open deuren van de gevangenis en het tuchthuis. Dan is het niet: mondje houden of in het P. A.K.maar mondje houden of in de bak. Ik vind overigens soulaas bij de gedachte dat de Nederlanders rechtser zijn dan men veel al veronderstelt. Ik zeg dit ondanks het geraas van de radicalen en de hun welgezinde pers, radio en t. v. Zij willen wel gehoord worden, maar als er zaken tegen hun zin gebeuren verdoezelen zij die gaarne of deze zaken worden verzwegen. De heer Kroon: In de eerste plaats wil ik u, voorzitter van de raad, en het gehele college dank zeggen voor de uitvoerige beantwoording die gegeven is op de algemene beschouwingen die wij als fractievoorzitters hebben gehouden. Ik vind het echter spijtig weer te moeten constateren dat wij voor de replieken zo weinig tijd hebben. Ik heb dat ieder jaar moeten constateren en nu wil ik daarbij zeggen dat wij dit jaar het college ruimschoots gelegenheid hebben gegeven onze beschouwingen te beantwoorden. Voor ons is er eigenlijk bijna geen tijd over. Wij moeten aantekeningen maken en voor de vuist weg De heer MELZER: Als Willem Duysl De heer KROON:inderdaad, zoals Willem Duys, weer van repliek dienen. Ik heb een groot aantal aantekeningen waarvan ik de meest belangrijke alsnog even naar voren zou willen halen. Ik wil eerst u, mijnheer de voorzitter, dank zeggen voor de mededeling dat u ten aanzien van de Hoogspoorkwestie van plan bent een informele raadsver gadering te houden. Ik. heb niet juist voor dat Hoogspoorplan, maar ook voor andere belangrijke zaken gevraagd informele raadsvergaderingen te houden. De toezegging ten aanzien van de spreiding der raadsstukken vind ik zeer goed. Ik hoop dat het voor het college mogelijk is dit in het volgende zittingsjaar werkelijk te volvoeren, want men heeft in het verle den al eens een dergelijke toezegging gedaan en ik ken de moeilijkheden die eraan verbonden zijn. Voor de raad is hei echter wel belangrijk dat er wat meer spreiding komt. U heeft het ook gehad over de controlerende functie van de raad. Bij de algemene beschouwingen van enkele jaren geleden, toen u nog

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 832