836
27 NOVEMBER 1969.
Ik wil uiteraard graag aannemen dat hierbij geen opzet in het spel is
geweest.
Over de voortgaande stijging van de personeelslasten en mijn
vraag naar een rapport over opbouw en efficiency van de buitendien
sten heeft de wethouder gezegd dat wanneer de raad dat wil het wel
mogelijk is, maar dat het een heel dure zaak zal worden. De wethouder
heeft nu dus toegezegd dat de raad inzage van de rapporten kan krijgen.
In het verleden is dat wel anders geweest en ik waardeer deze openheid.
Ik ben er echter ook van overtuigd dat wanneer wij daar bureaus voor
moeten inschakelen dit een dure zaak zal worden. Ons eigen bureau
Organisatie is de laatste jaren enorm uitgebreid. De mogelijkheid zou
dus moeten bestaan dat dit bureau een dergelijk rapport - ik heb daar
geen oordeel over - zou kunnen produceren, zij het niet op korte, maar
op wat langere termijn.
Vervolgens kom ik bij het antwoord van wethouder Broeders die een
vurig pleidooi heeft gehouden voor het sluitend houden van de begro
ting. Ik onderschrijf dat pleidooi volkomen. In mijn algemene beschou
wingen heb ik ook gezegd dat ik er niet voor geporteerd ben een aan
vullende bijdrage te vragen, waardoor wij onder het juk van zware
maatregelen door moeten gaan, en waardoor de objectiviteit van de
gemeente wordt aangetast - wethouder Broeders heeft dit ook naar voren
gebracht - en het eigen beleid wordt geschaad. Wij zullen uiteraard
alles moeten doen om ook in de toekomst sluitende begrotingen te hou
den. Ik heb echter wel gesteld dat wij op het ogenblik ten aanzien van
de budgettaire positie in een kritiek stadium zijn gekomen. Om die
reden leek het mij goed naar andere middelen om te zien, want gaan
wij op het ogenblik niet een weg op - daar kwamen mijn vragen op
neer - waardoor wij binnen een korte termijn aanvullende maatregelen
zullen moeten gaan vragen? Wij zijn nu ongeveer aan de top met het
opleggen van lasten aan de bevolking. De wethouder heeft weliswaar
gezegd dat wij niet op maximale hoogte zijn en dat is inderdaad niet
het geval, maar wij zijn er zo langzamerhand wel aan toe. Niet alleen
ik, maar ook anderen - met name de heer Van Loon - dachten een op
lossing te hebben gevonden door de rente van de reserves niet bij te
schrijven, waardoor mogelijk budgettair ruimte gevonden zou kunnen
worden. Om die reden heb ik gevraagd of dit een heilig gegeven was.
De wethouder heeft daarop geantwoord dat het geen heilig gegeven is
en dat de raad erover kan beslissen zoals hij dat destijds ook heeft ge
daan. De rente van de saldireserves en de rente van het eigen kapitaal
worden niet aan de algemene dienst toegevoegd, ik heb dat duidelijk
gesteld. Dit is de rente van de reserves die vermeld staan op staat 2a,
waarvan de wethouder enkele voorbeelden heeft gegeven. Staat 2a is
de staat van de reserves van de algemene dienst. De wethouder heeft
enkele van die reserves genoemd, zoals de reserves voor city-centrum,
de stichting grote werken en wat dies meer zij. Dit zijn zeer belang
rijke reserves de totale rente die hier aan de reserves wordt toegevoegd
beloopt een bedrag van 1.104. 000, --, ik heb dat bedrag ook in mijn
algemene beschouwingen genoemd. Het andere gedeelte is echter het
punt waar het om gaat, de algemene reserves. Alleen de rente van de
algemene reserves beloopt al een bedrag van 362. 964,48. Dat is ook