27 NOVEMBER 1969.
837
al een belangrijke bijdrage en de rente van de algemene reserves, die
bedoeld zijn voor algemene doeleinden, zou door overboeking naar de
algemene dienst toch bepaald soulaas geven voor het gehele budget.
Hierdoor zouden belastingvoorstellen die straks aan de orde komen niet
behoeven te worden gerealiseerd. Ik zou graag antwoord krijgen op deze
gedachte. Met genoegen heb ik voorts vernomen dat de wethouder voor
nemens is over de gehele materie van de reserves en de bijschrijving van
de rente een rapport aan de raad over te leggen met een analyse van de
werkelijke bedoeling van deze bijschrijvingen. Ik zie dat rapport met
belangstelling tegemoet. De heer Van Loon heeft gevraagd om een een
voudig lijstje, maar ik zou toch wel graag een analyse van die reserves
willen hebben. Ik vind dat van groot belang.
Tenslotte heeft de wethouder een berekening gemaakt over de ri
sico die in de begroting ten aanzien van het belastinggebied is inge
bouwd. De wethouder komt daarbij landelijk gezien op een bedrag van
200 miljoen en hij is van mening dat men daarmee wel zal uitkomen.
Deze risico-factor is in onze begroting maar een paar honderdduizend
gulden en ik hoop dat de wethouder dienaangaande gelijk heeft, maar
de wet is nog niet aangenomen en het zal ook nog wel enige tijd duren.
Wethouder BROEDERS: Over welk onderdeel hebt u het nu?
De heer KROON: Ik heb het over de risico-factor die de wethouder
heeft ingecalculeerd ten aanzien van de uitbreiding van het plaatselijk
belasting gebied. Het gaat om enkele honderdduizenden guldens, ik
ken het bedrag niet precies uit mijn hoofd.
Vervolgens kom ik dan bij wethouder Gielen, die mijn naam heeft
genoemd bij de wijkverwarming omdat ik het een goed voorbeeld van
democratische samenspraak met de burgerij heb genoemd. Nu deze
wijkverwarming met name door de heer Van Loon ter sprake is gebracht
wil ik zeggen aat ik er in mijn algemene beschouwingen juist niet op in
ben gegaan omdat ik - ik sta volkomen achter het standpunt van het col
lege - het op dit ogenblik niet opportuun vind op bepaalde onderdelen
in te gaan. Het is best mogelijk dat er ten aanzien van de warmteme
ters een communis opinio bestaat, maar wij moeten eerst weten wat het
totale advies van deze beide commissies aan het college is. Ik schaar
mij wat dat aangaat volledig achter de heer Van der Zwan die dit ook
heeft opgemerkt. Met genoegen heb ik overigens vernomen dat de nieu
we warmtetariefverordening dit jaar zal worden gewijzigd.
Ten aanzien van het civic-centre en de cultuurnota heeft de wethou
der gezegd dat ik zou hebben opgemerkt dat het een terugkomen op
een raadsbesluit van 1966 is, maar dat het geen terugkomen is omdat
er nu alternatieven zijn die er destijds niet waren. Ik onderschrijf dat
bepaald niet, er was toen sprake van dat er een vereniging in wording
was hoewel de bibliotheken inderdaad nog niet verenigd waren. Ik her
inner mij dat heel goed en ook toen is in de raad gesproken over de mo
gelijkheden in plaats van de V. V. V. de bibliotheken daar onder te
brengen. Ik heb ook in mijn algemene beschouwing gezegd dat ik mij
hierin zeer wel kan vinden. Ik acht de bibliotheken voor die plaats veel