846 27 NOVEMBER 1969. De heer MELZER: Dan moet u wel zeggen dat u de partijen op wilt ruimen! De heer KROON: U hebt in dit begrotingsdebat geen enkele bouw steen aangebracht. De heer VON SCHMID: Het hoogtepunt van geslotenheid, van wei geren de macht open te leggen ten einde daar zicht op te geven, heb ik vandaag binnen de muren van het raadhuis gevonden. Dat blijkt na melijk uit de antwoorden waar ik straks op in zal gaan en het blijkt eveneens uit de reacties van de andere fractievoorzitters. Men is ken nelijk volkomen tevreden met de wijze waarop het debat tot nu toe is verlopen en je zou bijna kunnen stellen - om net als wethouder Broeders iets op oude katholieke wijze te stellen - dat het wierookvat er weer was. Ik moet helaas zeggen dat het antwoord van het college op de vra gen die ik heb gesteld precies zo luidde als ik had verwacht. Later heeft men mij verweten dat ik wel allerlei vragen heb gesteld maar geen oplossing heb aangegeven. Ik wil daar straks nog op terugkomen. Op zich zelf zou dit voor net college overigens geen reden mogen zijn een aan tal vragen van een raadslid, die hiermee ernst maakt - of men dat pret tig vindt of niet, of het mag of niet, hij doet het zo af en toe toch -, af te doen met toch eigenlijk wel casuïstische grapjes, zoals dat vanmid dag is gebeurd. Ik heb bijvoorbeeld om een visie gevraagd en ik meende dat je dat in een democratisch land mocht doen, er bestaat hier geen dikta- tuur. Men zou natuurlijk kunnen antwoorden dat men geen visie heeft en ik zou daarmee akkoord gaan, maar laat men zich niet in stilzwij gen hullen of de vragen uit de weg gaan, om te verhullen dat er eigen lijk geen visie is. Zeker op de punten die ik ter sprake heb gebracht zou men dat niet moeten doen. Deze punten zijn namelijk niet alleen van groot belang voor mij, maar ook voor de gemeenschap van Breda. Centraal stond voor mij de vraag, en ik neem aan dat deze vraag ook voor vele anderen centraal moet staan, waar het met Breda naar toe gaat, gezien tegen de achtergrond van hetgeen ik heb gezegd over de gehele situatie in de maatschappij en wat daar mee samenhangt. De vraag luidt of wij toegaan naar de uitbouw van een optimale democra tie. Voorts kan ik ook stellen dat je inderdaad een tijdlang raadslid geweest moet zijn om door de bomen het bos nog te kunnen zien. Ik kan mij voorstellen dat men wat onrustig wordt als iemand probeert door de bomen het bos te zien. Ik heb deze onrust bij verschillende van mijn collega's in de raad bespeurd, want men vindt dat niet zo prettig. Het schijnt speciaal de heer Melzer danig op de zenuwen te werken, misschien gaat het hem wat te hoog De heer MELZER: Ik wil altijd graag zien welke soort boom ik voor mij heb, want dat lees ik niet in de krant. DE heer VON SCHMID: Ik zoek nu naar het bos en wij zullen het vlees nu maar in de kuip laten. In elk geval had het college vanmiddag de kans gehad om, als het een visie had over de inspraak en over andere

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 846