848
27 NOVEMBER 1969.
de wethouder en het college eigenlijk onwaardig deze grote problemen
- zij worden echt niet alleen door mij aangesneden, maar overal bui
ten deze raadszaal eveneens - met een grapje af te doen. Natuurlijk
mag er een grapje worden gemaakt, maar daarna is een ernstig ant
woord op zijn plaats. Hoe het echter ook zij, de heer Broeders heeft
zelfs gesteld dat het feit dat er vanmiddag over planning is gesproken
eigenlijk door mij is gekomen. Ik heb als enige de planning ter spra
ke gebracht. De heer Broeders heeft gezegd dat Breda het verst gevor
derd is op het gebied van de planning en ik ben ervan overtuigd dat dat
inderdaad het geval is. Dat gaat echter over de technische planning.
Mij gaat het echter om twee andere zaken. Ik wilde weten of dat in
de begroting ook tot uiting kwam en mijn stelling was dat het in de
begroting niet tot uiting kwam en de wethouder heeft ook niet weerlegd
dat het in de begroting niet tot uiting kwam. Voorts ging het mij om
de wijze van planning, om de vraag hoe die planning tot stand komt.
Daar gaat het juist om. Het is natuurlijk belangrijk dat een aantal des
kundigen bezig is met de planning, maar op welke wijze worden de
behoeften van de bevolking gepeild? Weet men daar voldoende van?
De grote vraag is hoe mendaar achter komt en dat is ook bij de plan
ning voor een leefbare gemeenschap de grote vraag. Op welke wijze
betrekken wij de inzichten van de bevolking daarbij? Hoe weet men
welke richting men uit moet gaan? Het zou in Breda in de huidige si
tuatie al heel belangrijk zijn als er vroeger inspraak zou zijn geweest.
Dat is geen verwijt want de inspraak is pas de laatste tijd aktueel gewor
den. Het zou een belangrijk verschil hebben uitgemaakt wanneer reeds
vroeger inspraak mogelijk zou zijn geweest over onderwijs-technische
zaken, op het gebied van de sport, cultuur en recreatie, op het gebied
van de planning voor de binnenstad, op het gebied van het opzetten van
nieuwe wijken, de variatie in de woningbouw en over de bestemmings
plannen. Met alle begrip voor de opmerkingen van wethouder Vermeu
len zou het een belangrijk verschil hebben uitgemaakt. Het is echter
helemaal geen reden om hier nu ook niets aan te doen. Men zal gewel
dig in die richting moeten zoeken. Er wordt wel veel over de inspraak
gepraat, maar ik hoor verder niet wat er zal gaan gebeuren en dat is
nu juist voor een democratische gemeente van levensbelang, ook voor
de gemeente Breda. Deze stelling wil ik graag staande houden.
De heer VAN DER WERFF: Uw achterban geeft u toch ook niet zul
ke duidelijke informatie, want wij krijgen van u weinig nieuws te ho
ren.
De heer VON SCHMID: Misschien mag ik eerst even uitspreken,
want u kunt pas beoordelen wat ik totaal zie, als ik uitgesproken ben.
Ik kom daar namelijk nu juist op.
Op dit moment is mij wel duidelijk geworden over de inspraak
- ik wil u graag een doublure besparen en ik moet dus even goed kij
ken - dat uit dit debat is gebleken dat in feite noch het college noch
de andere fractievoorzitters - ik sla de bal nu terug - eigenlijk echt
blijken te begrijpen waar het bij de inspraak om gaat. Ik krijg de