27 NOVEMBER 1969. 849 indruk dat men hier en daar wat rondtast en dat men hier en daar een bepaald begrip heeft, maar dat men vastzit in de problematiek. De VOORZITTER: Tot nu toe heb ik het van u ook niet begrepen, mijnheer Von Schmid. Dat is niet eerlijk, ik zou het op prijs stellen als u nu ook eens een visie gaf. De heer VON SCHMID: Voor hetgeen ik zou willen bijdragen aan f.e discussie over de inspraak komt er echter nog een punt bij. De VOORZITTER: Bijzonder graag. De heer VON SCHMID: Zelfs al zou ik persoonlijk op dit probleem geen visie hebben, dan zou dat nog geen verontschuldiging zijn voor de mensen die al zo lang in de raad zitten en met het bestuur van de gemeente zijn belast, op een gegeven moment niet zelf met duidelij ke wegen te komen waarlangs de bevolking bewust gemaakt kan wor den en op welke wijze dit moet worden georganiseerd. De VOORZITTER: U weet het toch zo goed? De heer VON SCHMID: Ik mag misschien nog wel even doorgaan? Ik kom nu aan het punt waar het blijkbaar almaar om gaat, namelijk het punt wat wij onder inspraak verstaan. Dit is inderdaad een heel belangrijk punt. Er zijn hier woorden gevallen als meepraten, meeweten, medeverantwoordelijkheid en meebeslissen. Als wij dit allemaal zo horen lijkt het een puzzel te worden en lijkt het allemaal erg gecom pliceerd. Niettemin kunnen wij wel ergens een lijn ontdekken. Vooraf kunnen wij stellen dat het een moeilijke materie is en ik onderschat de moeilijkheden, die zich zullen voordoen als wij de inspraak gaan organiseren, in het geheel niet. Het zou belachelijk zijn als ik dat wel zou doen. Het gaat erom dat de mensen in Breda, ook de raadsleden - ik noem de raadsleden er met nadruk bij, want zij weten het ook niet -, zicht krijgen op het beleid. Dat is dus eigenlijk het punt infor matie en meeweten. Dit veronderstelt al een totale openheid en deze openheid zou geen grote moeilijkheden veroorzaken als wij die open heid zouden willen bevorderen. Als wij zien hoe snel vanmiddag is be sloten de vergaderingen van de raadsafdelingen open te laten zijn, dan neem ik aan dat ook andere dingen openbaar kunnen worden gemaakt. De openheid veronderstelt ook dat de bevolking haar wensen kenbaar kan maken. Dat is nu juist het belangrijke punt geweest bij de gedach te aan het informatiecentrum. Ik heb die gedachte evenals anderen naar voren gebracht, maar de gedachte is niet verder uitgewerkt. Het informatiecentrum moet als doel hebben het wederzijds informeren van de burgerij door de overheid er. van de overheid door de burgerij, het in formatiecentrum moet een wederzijdse communicatie bevorderen. De VOORZITTER: U kunt kiezen uit mogelijkheden. De heer VON SCHMID: Daarin komt dan al het pedepraten naar

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 849