850 27 NOVEMBER 1969. voren. Dat is echter een beetje onverplicht praten en wij zijn dan nog niet gekomen bij de inspraak die wij voorstaan. Inspraak heeft alleen maar zin als de bevolking invloed kan uitoefenen op het totstandkomen van de beslissingen. Ik moet er met nadruk op wijzen dat naar mijn op vatting van de groep waarmee ik werk, dit iets anders is dan meebeslis sen. Op het niveau van de inspraak, hoe die inspraak ook geregeld wordt, moeten geen beslissingen vallen die het college of de raad binden en beperken in hun beslissingsbevoegdheid. Het college en de raad moeten uiteindelijk verantwoordelijk blijven voor de beslissing. De belangrijkste vraag is nu hoe de bevolking invloed kan krijgen op de weg van een voorstel vanaf het eerste opdoemen tot het moment dat het in de beslissingsfase komt, tot het in de raad wordt behandeld om een beslissing te verkrijgen. Op die weg moet in de verschillende fasen van een plan de inspraak zich gaan uiten. De VOORZITTER: Hoe had u dat willen doen, mijnheer Von Schmid? De heer VON SCHMID: Dat zal ik zeker zeggen. Het gaat er nu dus om of op de weg die het plan gaat het advies van deskundigen uit de stad kan worden gegeven. De vraag is of mensen die op een bepaald gebied deskundig zijn inbreng hebben als een plan in hun vakgebied aan de orde is. Bij een vroeger debat heb ik al gezegd dat daarbij de gemeentelijke diensten natuurlijk niet moeten worden uitgeschakeld, maar dat alternatieve plannen naar voren gebracht moeten worden. Ook belangstellende burgers kunnen dan op titel van interesse en kennis van zaken mee spreken. Als wij op deze manier de mensen zouden kunnen inschakelen bij het bekijken en bespreken van plannen - dat zou ook in de openbaarheid moeten plaatsvinden, voor zover dat natuurlijk niet met financiële kwesties te maken heeft, er zijn natuurlijk altijd uit zonderingen op een regel -dan zou men in ieder geval kunnen zien hoe een plan verder gaat. Men zou kunnen zien wat er aan alternatie ve plannen bestaat, wat er uit de burgerij naar voren komt en op die manier krijgen wij een confrontatie van ideeën. Als op dat moment, na het voortdurende spel van informatie en tegeninformatie, waarin ook het informatiecentrum een rol zou kunnen spelen, het college met een voordracht voor een besluit komt, zou de raad veel gefundeerder kunnen beslissen. De raad weet dan ook waarom een bepaald plan aan hem wordt voorgelegd en waarom niet een ander plan. Psychologisch is het ook ontzettend belangrijk dat men weet waarom een bepaald plan en niet een ander wordt gekozen. Op het ogenblik weten wij daar niets van. Bij het realiseren van deze wenselijkheden in de praktijk zou arti kel 61 en volgende van de Gemeentewet kunnen helpen. Op grond daarvan zouden adviesraden in het leven kunnen worden geroepen, waar in vertegenwoordigers van het college, de raad, de gemeentelijke dien sten en de mensen die ik zojuist heb genoemd zitting zouden moeten hebben. Deze raden zouden in het openbaar kunnen vergaderen om ad viezen uit te brengen. In de visie die wij hierop hebben zouden deze raden niet moeten beslissen. Deze raden zouden alleen in de fasen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 850