856 27 NOVEMBER 1969. of het informatiecentrum al dan niet onder de grond zal komen als het voorstel daartoe aan de orde is. Bij de punten waarover ik verder kan zwijgen behoren ook de pun ten waarover de heer Kroon heeft gesproken, zoals de openbaarheid van de raadsafdelingen voor de leden van de raad en de inspraak voor zover het de invloed van de jeugd betreft, zoals de jeugddagen. Daarstraks heb ik al gezegd - ik wil dat nog wel graag even herhalen - dat daar aan gewerkt zal worden en wel met spoed, zoals u hebt gevraagd. De opmerkingen van de heer Kroon over het intergemeentelijke overleg zijn in overeenstemming met de opvattingen van het college, zo ook de opmerkingen die hij heeft gemaakt over de Moerdijk en al les wat daar aan vast zit, zoals wegverbindingen en deelname aan het industrieschap Moerdijk. Overigens zou dit natuurlijk belangrijke finan ciële consequenties kunnen hebben en het zal daar dan ook nog wel eni germate van afhankelijk kunnen zijn. Wat de openbaarheid van de vergaderingen van de raadsafdelingen aangaat heb ik de heer Woestenberg al beantwoord. Ik zou "hem willen zeggen dat hij met de studie die hij over de streekplanprocedure wil maken zal moeten opschieten, omdat morgen het eventuele bezwaar schrift van de gemeente Breda aan de orde zal komen. Voorts is het mogelijk dat de Staten - wij hopen dat, ik heb dat vanmiddag duide lijk gezegd - volgend vooijaar hoogstwaarschijnlijk het streekplan zullen vaststellen en in hoeverre de heer Woestenberg daar te zijner tijd in vloed op zal kunnen uitoefenen is mij vanzelfsprekend niet bekend. Ik kom dan aan nog een paar andere onderwerpen. Ik kan de heer- Van Loon wel vinden in zijn redenering over het nemen van beslissin gen en het dragen van verantwoordelijkheid. Ook de heer Kroon heeft over dit onderwerp gesproken. Wij kunnen het er over eens zijn dat men, als men meewerkt aan bepaalde beslissingen, ook verantwoorde lijkheid moet dragen. Ik heb misschien iets meer bedoeld dat men na die beslissingen met elkaar achter die beslissingen zou moeten staan. Wanneer dat daarstraks niet voldoende naar voren is gekomen hoop ik dat het nu voldoende duidelijk is. De heer Van der Zwan heeft diezelf de vraag gesteld en wij behoeven er dus geen verschil van mening meer over te hebben. Het besturen en het nemen van beslissingen is natuurlijk bijzonder belangrijk en daarbij moet men natuurlijk uit alternatieven kunnen kie zen. De heer Melzer heeft gesproken over de vierde bestuurslaag en hij heeft zich daar persoonlijk een tegenstander van verklaard. Hij heeft gezegd dat het hem ook. in het kader van de provincie en de provincie grenzen geen erg beste zaak lijkt. Ik zou hem alleen willen zeggen dat, voor zover hier in de regio van Breda sprake is van een niet ge ïnstitutionaliseerd overleg, dit bepaald geen vierde bestuurslaag is. Het gaat hier om een gesprek over gewone praktische zaken - ik. "heb er van middag al over gesproken en wij kunnen het wel eens worden - zoals de ruimtelijke ordening en de daaruit voortvloeiende maatregelen voor de in ff a-structuur. Er is dus wel erage overeenstemming te bereiken. Ik zou heel kort willen zeggen dat naar onze opvatting het senio renconvent bepaald niet moet worden geïnstitutionaliseerd. Het is geen

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 856