27 NOVEMBER 1969.
865
het plan voor het overdekte bad er zal komen. Wij verwachten dat er
zo spoedig mogelijk een voorstel zal komen, ik heb dat al gezegd. Als
ik die verwachting niet zou koesteren, zouden wij hebben geschreven
dat wij hopen dat er spoedig een plan zal komen. Ik wil mij niet op
een paar dagen vastleggen, maar ik verwacht dat wij binnen drie en
een halve maand een plan aan de raad kunnen voorleggen.
De heer Melzer heeft ten aanzien van de tarieven gesteld dat hij
tevreden was met mijn antwoord, maar dat er fair play moet worden
gespeeld. Ik kan alleen maar garanderen dat door mij fair play zal
worden gespeeld.
De heer Kroon heeft no£ even gesproken over een tussentijds rap
port. Hij betreurt het nog steeds dat wij daar nog niet aan toe zijn ge
komen. Ik betreur het eveneens, zo ook het gehele college, dat wij
geen mogelijkheid hebben gevonden nuttig met de raad over deze
zaak te praten. Wij kunnen daar lang verschil van mening over hebben,
maar het college was toen van oordeel dat het niet nuttig was hierover
te spreken - misschien was dat een fout oordeel -, omdat wij het nut
kleiner achtten dan de kans op mislukking. Wij waren duidelijk onze
ker over de voorstellen die toen aan ons zijn voorgelegd.
De heer Kroon heeft gezegd dat ik in antwoord op de vraag over
het efficiency onderzoek zou hebben gezegd dat het een dure zaak zou
worden. Ik heb echter ook gezegd dat het onderzoek lang zou gaan du
ren. Het zal in ieder geval een duur onderzoek worden wanneer wij
daarvoor een bureau moeten gaan inschakelen en het zal in ieder geval
een langdurige zaak worden als wij onze organisatie-adviseur zouden
moeten inschakelen. Deze organisatie-adviseur is bovendien geregeld
belast met activiteiten die van mindere aard zijn dan de heer Kroon
bedoelt.
De heer KROON: Mag ik vragen of het college bereid is de eigen
organisatie-adviseur in te schakelen
Wethouder VAN BIJNEN: Wij zullen dit overwegen, maar ik heb
hierover geen overleg met het college gepleegd. Ik wil deze vraag in
overweging nemen en aan het college voorleggen.
De heer Kroon heeft ook gezegd dat ons eigen bureau nogal wat
geworden is. Ik moet de heer Kroon teleurstellen, want het bureau Or
ganisatie bestaat nog steeds uit één organisatie-adviseur en één assistent.
Deze assistent was van opleiding taakanalist en hij is nu in opleiding
tot arbeidsanalist. Het overige personeel bestaat uit één typiste voor
het tikken van de rapporten. Dat is dus het totale bureau en de heer
Kroon zal kunnen begrijpen dat deze organisatie-adviseur niet alleen
zal kunnen worden belast met een dergelijk groot onderzoek. Hij zal
natuurlijk bij de uitvoering van het onderzoek wel de nodige steun moe
ten geven.
Als wordt gevraagd waarom de begroting van de organisatie-advi
seur in de algemene dienst zo hoog is geworden, zou ik willen verwij
zen naar het antwoord op vraag 178 op pagina 101 van het Verslag van
het Onderzoek van de Begroting. Daar wordt uiteengezet om welke re
denen die kosten dermate zijn gestegen.