27 NOVEMBER 1969. 867 Wethouder BROEDERS: Staat dat bij de leningdienst? De heer VAN LOON: In het stuk staat dat deze bedragen moeten worden toegevoegd aan de kooprechten en risicodragende reserve van het grondbedrijf. Ik heb dat nagekeken en ik vind dan op pagina 13-9 de rente van de waarborgsommen pro-memorie geraamd. Het bedrag van 124.000, -- dat aan de risico-reserve van het Grondbedrijf zou zijn toegevoegd vind ik daar niet. Mijn vraag is waar het bedrag van 241.000, -- dat volgens de nadere toelichting ten onrechte aan de leningdienst zou zijn toegevoegd is gebleven. Wethouder BROEDERS: Dit bedrag moet worden betaald door de leningdienst aan het bedrijf waar het geld behoort. Als dat in die reke ning goed is vermeld - van ambtelijke zijde is mij verzekerd dat het daar goed is opgenomen en de heer Van Loon bestrijdt dat - kan ik als wethouder zeker geen uitsluitsel geven met betrekking tot alle waar borgsommen. Ik zou willen voorstellen deze kwestie in de afdeling Financiën en in de raad volledig aan de orde te stellen. De heer VAN LOON: Ik zou het bijzonder op prijs stellen als ik hier morgen om twee uur antwoord op krijg. Ik vind het van uitermate groot belang te weten waar die 241.000, -- gebleven zijn. Wethouder BROEDERS: Bij het Grondbedrijf. De heer VAN LOON: Er zijn 5 posten op pagina 21-58. Het totaal daarvan is 241.365,57. Wethouder BROEDERS: Ik zal zien of dat mogelijk is, zodat deze mededeling dan kan worden gedaan. Met betrekking tot de reserves zegt de heer Kroon dat wij nu aan het kritieke stadium zijn gekomen waarin bijschrijving bij de algeme ne reserves aan de orde komt. De raad heeft destijds beslist dat niet te doen omdat daardoor de vrije beschikking over die rentereserves aan de orde zou kunnen komen in de zin dat wij, als wij over de rente gaan beschikken, de mogelijkheden om de rentes te gaan gebruiken ernstig belemmeren. Op hetzelfde moment dat de rentes worden gebruikt valt er in de begroting een gat ter grootte van die rentes. Een geheel andere vraag is echter of wij de vrije beschikking over de rentes zouden moeten gaan opnemen in een plan op langere termijn of dat de reserve besteed moet worden. Ook nu is het niet mogelijk daarover zinnig met de raad in discussie te treden. Ik zou willen voorstellen deze zaak ook te be handelen bij de nota over het totaal van de reserves. Daarbij komt dat in de begroting van dit moment - de heer Kroon heeft daar even op ge doeld - gewoon aanwijsbaar is dat het risicb uitbreiding plaatselijk be lastinggebied te onzen laste komt. De uitbreiding van het gemeentelijke belastinggebied biedt voor de begrotingsjaren geen soulaas. Dat is wel duidelijk omdat wij uit de laatste informaties moeten aannemen dat de wet op de uitbreiding van het plaatselijk belastinggebied op 1 februari

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 867