28 NOVEMBER 1969
885
De heer van Caulil heeft gesteld dat er in het slachthuis veel
is gebeurd en dat is inderdaad het geval. Binnen afzienbare tijd --
als men niet op een al te korte termijn rekent -- zal een reeks van
verscheidene jaren worden afgesloten waarin met grote energie aan de
vernieuwing van het slachthuis is gewerkt. Wij herinneren ons de eerste
fase van meerdere jaren geleden, de tweede fase, het bouwen van de
nieuwe runderslachthal en wij zijn nu aan de derde fase bezig. Deze
derde fase is de moeilijkste, dat. is namelijk het ombouwen van het vroe
gere slachthuis tot een hal voor het slachten van varkens. Dit moet alle
maal gebeuren terwijl het normale werk gewoon moet doorgaan. Met
de heer van Caulil breng ik hulde aan de mensen, niet alleen de leidende
functionarissen, maar ook uitvoerende mensen, die bereid zijn onder
deze omstandigheden hun werk op zo'n eminente wijze te verrichten
en dan nog wel onder de overigens gelukkige omstandigheid dat de
hoeveelheden die men te verwerken krijgt iedere maand groter wor
den. Het slachthuis wordt alsmaar belangrijker, niet alleen in West-
Brabant maar ook in Nederland, als wij kijken naai de exportbelangen
die ermee gemoeid zijn.
De heer van Caulil spreekt over de inspraak. Hij vraagt zich af
of er wel voldoende contact is, speciaal met de grossiers, want zij zijn
eigenlijk de mensen die het belangrijkste werk in het slachthuis ver
richten. Het slachthuis is een eigenaardige instelling. Men heeft weinig
gemeentelijk personeel terwijl er toch veel mensen werkzaam zijn.
Anderen verrichten hun werk in het slachthuis en het is duidelijk dat
met die anderen, de grossiers en de mensen die met de grossiers werken,
regelmatig contact wordt onderhouden.
Het is mij bekend dat de directeur deze contacten zo goed mo
gelijk onderhoudt, vooral ook ten aanzien van de tarieven. U weet
dat wij, als wij wel eens spreken over verhoging van de tarieven, wel
eens hebben gesteld dat wij voorzichtig moesten zijn, want onlangs
heeft de directeur juist met de grossiers over de tarievenpolitiek ge
sproken en hij heeft hen ten aanzien van de naaste toekomst gerust
kunnen stellen, onder voorbehoud van hetgeen burgemeester en wethouders
en de raad zouden beslissen.
Wij moeten er natuurlijk attent op blijven dat de directeur deze
contacten levendig onderhoudt en dat de veelbesproken inspraak daar
ten volle tot zijn recht komt.
De heer van Caulil heeft een bijzondere zorg. Hij heeft er dan
ook een concrete vraag over gesteld eerst schriftelijk en vervolgens
mondeling. Het gaat om het feit dat voor het slachthuis per 1 januari 1970
geen bedrijfsschade-verzekering meer zal worden gesloten. Hij maakt
zich daar ongerust over en ik begrijp die ongerustheid, want er kun
nen voorvallen plaatsvinden die tot bedrijfsschade leiden. Er is na
tuurlijk een brandverzekering, maar verzekering van de bedrijfsschade
is iets geheel anders en deze verzekering is bedoeld om de kosten
op te vangen die doorgaan als het bedrijf om welke reden dan ook
zijn werkzaamheden niet kan voortzetten. Het lijkt mij goed te ver
melden dat het slachthuis het laatste bedrijf was in onze gemeente
waarvoor een bedrijfsschadeverzekering was afgesloten. Er is in onze
stad geen enkel bedrijf meer en geen enkel instituut ook waarvoor