894
28 NOVEMBER 1969
wij zo graag schoon willen houden, er zal gaan uitzien als zich dat in
ruimere mate gaat voordoen.
De heer VAN DER WERFF; Schoon willen krijgen.' Tot mijn spijt
moet ik constateren dat de burgers hem niet zo schoon houden als wij
zouden wensen.
De heer GIELEN: ïk ben het wat dat aangaat met de heer van der
Werff eens. Ondanks alle moeite die het reinigings be drijf zich getroost
om de stad zo schoon mogelijk te houden, moeten wij constateren dat
de burgers daar niet in alle opzichten aan meewerken.
Terugkomend op de plastic zakken wil ik ook opmerken dat men
niet moet stellen dat wij door het gebruik van plastic zakken van de
kosten af zijn. Dat is geenszins het geval. De plastic zakken moeten
eveneens worden opgehaald en wij hebben daar ook wagens en mensen
voor nodig. Een ander punt is daï deze mensen harder zullen moeten lopen,
maar u moet eens nagaan hoeveel kilometers de mensen achter de vuilnis
wagen per dag lopen. Daar zijn grenzen aan. Het kan zelfs mogelijk
zijn dat wij voor eenzelfde route na het in gebruiknemen van plastic
zakken meer mensen nodig hebben. Het werk dat zij verrichten is vrij
zwaar. Men heeft deze problemen nog niet geheel opgelost en om die
reden hebben wij ook gesteld dat wij eerst het verschijnen van het studie
rapport willen afwachten. Wij willen afwachten tot welke resultaten men
komt en ik garandeer u dat, als de directeur maar enigszins het idee heeft
dat een proef gewettigd is, hij het nemen van de proef geen ogenblik zal
uitstellen. Wij kennen hem wel en overigens zal het college hem zeker
aansporen als er niets zou gebeuren. U moet daar wel bij bedenken dat
deze plastic zak niet gratis is, hij zal de gemeente 15 cent kosten en
iemand zal hem moeten betalen, de gemeente of de man die of het gezin
dat de plastic zak voor afvalafvoer zal gebruiken. Het reinigingsrecht zal
echter ook betaald moeten worden.
De heer van Werkhooven heeft gesproken over de scheiding van
brandweer en vervoerbedrijf en hij is verheugd dat aan het einde van het
antwoord op de vraag die hierover is gesteld staat dat het zelfstandig
maken van de brandweer zeker nog niet is aan te bevelen. Hij is vooral
verheugd over het feit dat het woordje "nog" in dit antwoord is opgenomen
en als dat woordje er staat is het natuurlijk niet voor niets opgenomen. Op
dit moment is van een scheiding geen sprake en hier is ook uiteengezet
--de heer van Werkhooven heeft dat erkend -- dat er een vruchtbare
samenwerking bestaat tussen brandweer en vervoerbedrijf. De mannen
die overdag in het vervoerbedrijf werken zijn beschikbaar om bij een brand
onmiddellijk in te springen en hun taak bij de brandweer te vervullen. De
heer van Werkhooven vraagt of het college ook in de toekomst volle aandacht
voor dit onderwerp zal hebben. Dat zal zeker het geval zijn, maar voorals
nog moet men niet op een scheiding rekenen.
Tenslotte heeft de heer van Werkhooven gevraagd naar de grond die
het vervoerbedrijf van het dierenasyl nodig heeft. Het enige wat ik hier
over kan zeggen is dat er op het ogenblik besprekingen plaatsvinden.
Dit is echter nog niet op bestuurlijk niveau gekomen. De diensten zijn
ermee bezig en ik kan niet concreet antwoorden op de vraag die de heer