89
13 FEBRUARI 1969
- - - juist de bedoeling is geweest en
De heer VAN DER ZWAN zegt blij te zijn, dat de wethouder het
met hem eens is, dat een 25m-bad nü te prefereren is boven een SOm-
bad ergens in een onzekere tijd. Hij hoopt echter, dat het mogelijk is
van gedeputeerde staten toestemming te krijgen voor het bouwen van
een 50m-bad. Als men het stuk leest dan is een 50m-bad uiteraard
verre te prefereren boven een 25m-bad.
De heer KRAMER zegt zich daarbij wel te kunnen aansluiten en dat.
hij blij is, dat het college er geen statuskwestie van maakt. We moe
ten zien dat er een bad komt en dan hopen we dat het een 5 Om-bad
zal zijn.
De heer VAN DER WERFF zegt, dat naar zijn gevoel nu besloten
wordt een 5 Om-bad te bouwen, en tevens dat het niet de bedoeling
is de positie van het college te verzwakken voor het verkrijgen van de
nodige toestemming in den Bosch. Op de tweede plaats wil spreker de
voorzitter bijvallen, dat er een duidelijke afhakening van.taken moet
bestaan en dat de suggestie van de heer van Loon zuiver is bedoeld om
de communicatiemogelijkheden te vergroten, zodat niet als het ware
een panklare situatie ontstaat, waarin ae raadsleden eigenlijk nauwe
lijks meer een ingreep zouden kunnen doen, zonder daar het hele ge
val bij te betrekken.
Wethouder VAN BUNEN zegt, dat het inderdaad duidelijk moet
zijn, dat er nu voor een 50m-bad wordt gekozen. Voor het college
van gedeputeerde staten moet het ook duidelijk zijn waarom hier voor
een 50m-bad wordt gekozen.
De VOORZITTER vraagt om misverstand te voorkomen of de heer
van der Werff ook de afdeling voor de financiën heeft genoemd.
De heer VAN DER WERFF zegt, dat dit wel zo is, maar dat hij dat
weer ingeslikt heeft.
Hierna wordt overeenkomstig het voorstel besloten.
36. HET TREFFEN VAN TIJDELUKE VOORZIENINGEN TEN BEHOEVE
VAN DE WERKRUIMTEN VOOR DE SECRETARIE.
Overeenkomstig dit voorstel wordt besloten.
37. RONDVRAAG.
De heer MELZER vraagt wanneer de samenstelling van de jeugdad-
viesraad bekend gemaakt zal worden.
De heer MELZER vraagt of de mogelijkheid bestaat, dat er enig
contact komt tussen de sociale werksters van de sociale dienst en ae
sociale diensten van bedrijven omtrent het uitwisselen van gegevens
omtrent de verblijfplaats van de werklieden van die bedrijven.