898
28 NOVEMBER 1969
De schrijver gaat nog een heel eind verder, ik wil u dat besparen,
maar ik wil wel vaststellen dat ik destijds in mijn betogen in de raad
geblokkeerd ben, doordat door een collega-raadslid werd gezegd dat
deze zaak sub judice was. Nu blijkt dat deze zaak helemaal niet in
behandeling was, maar de belediging an sich. Deze zaak had dus des
tijds wel doorgesproken kunnen worden. Het is toch wel heel erg dat
deze zaak na drie jaar onderzoek
De VOORZITTER: Ik moet u er helaas op wijzen --ik doe dat
met spijt in het hart -- dat u geen zaken aan de orde dient te stellen
waarover geen vragen zijn gesteld. Wanneer u nu dus door gaat, moet
ik u helaas zeggen dat u buiten de orde bent met dit onderwerp.
De heer WOESTENBERG: Ik ben niet buiten de orde. Ik heb vragen
gesteld over openbare werken en ik heb daarbij gesteld dat ik mij het
recht voorbehield om mondeling op deze vragen terug te komen. Ik ben
dan binnen het reglement van orde zowel als binnen de orde van de
vragen.
De VOORZITTER: U moet echt goed lezen. Als u echt met dit onder
werp doorgaat, krijgt u daarvoor verder niet de gelegenheid.
De heer WOESTENBERG: Ik heb hier toch vragen over gesteld?
De VOORZITTER: Gaat u verder of gaat u niet verder?
De heer WOESTENBERG: Maar ik heb hier vragen over gesteld.'
De VOORZITTER: Gaat u door, of gaat u niet door?
De heer WOESTENBERG: Ik heb u gevraagd of ik door kan gaan!
De VOORZITTER: Dit punt is hiermede afgehandeld, wie verlangt
verder het woord?
De heer WOESTENBERG: Dat is wel gemakkelijk. Dit is wel een
bewijs van discriminatie, u bent en blijft partijdig, dat is mij wel dui
delijk.
De VOORZITTER: Wil de heer Woestenberg interrumperen?
De heer WOESTENBERG: Ik vind het onjuist dat u zo optreedt.
Als voorzitter behoort u onpartijdig te zijn, dat is gisteren gebleken.
Als voorzitter moet u beslist onpartijdig zijn en u mag de zaken niet
beïnvloeden, van welke politieke richting u ook bent.
De VOORZITTER: Ik neem dit voor kennisgeving aan.
De heer WOESTENBERG: U bent wel partijdig.