28 NOVEMBER 1969 901 De heer SPANIER: Ik zou over de dienst van beplantingen toch wel het een en ander willen zeggen. Ik vind de dienst van beplantingen altijd een bijzonder bescheiden dienst, dat blijkt van hoog tot laag. Zelden is deze dienst onderwerp van een breed opgezette discussie in de raad en wij zouden daardoor wel eens de indruk kunnen krijgen dat deze dienst wordt vergeten. Niets is echter minder waar. Ik kan uit eigen ervaring spreken als ik zeg dat er bijzonder veel waardering bestaat voor de wijze waarop deze dienst er steeds opnieuw weer in slaagt de uitleg van de stad met groenbeplantingen te volgen, uiter aard binnen de beperkingen van de financieringsmogelijkheden. Bezoekers die van buiten onze stad komen --ik denk daarbij niet in de eerste plaats aan buitenlanders, maar aan mensen uit andere delen van ons land -- zijn altijd vol lof over het aardige aanzicht van groen en de nodige bloemen dat in onze stad te vinden is. Men kan inderdaad zeggen --ik overdrijf niet -- dat men in onze stad niet de grauwe indruk kent die men vaak in andere steden, ook in de nieuwe wijken, vindt. Helaas lijdt de dienst beplantingen evenals andere diensten onder de schaarste aan personeel en ik zou het bijzonder jammer vinden als in de personeelsschaarste van deze dienst niet zou kunnen worden voorzien, als gevolg waarvan de groenvoorziening in onze stad mis schien langzaam maar zeker achteruit zou gaan. Zoals ik al eerder heb gezegd zou deze bescheiden dienst licht vergeten kunnen worden en ik zou daarom op deze dienst de aandacht willen vestigen, opdat hij niet wordt vergeten. Voorts zou ik over de speeltuinen in het algemeen iets willen zeggen. Ik. heb er ook een vraag over gesteld, namelijk of u bereid bent eens na te gaan op welke wijze het functioneren en het toezicht houden op de openluchtspeeltuinen het best zou kunnen worden gerea liseerd. Wij hebben daar in de afdeling beplantingen ook al even over gesproken en onze vragen zijn in het antwoordenboek ruim beantwoord. Ik heb dan ook gelezen dat de mogelijkheden voor een optimaal ge bruik van de speeltuinen op dit moment worden bestudeerd. Niettemin is het misschien goed in het licht hiervan op een paar dingen de aandacht te vestigen. Het is mij opgevallen dat er in onze stad een aantal comités is dat zich heeft beziggehouden met het toe zicht en onderhoud van een aantal openluchtspeeltuinen. Dat is een beetje verwaterd en men heeft zowel het toezicht als het onderhoud zo langzamerhand overgelaten aan de gemeente. Ik vind dat eigenlijk bijzonder jammer. Ik heb er begrip voor dat aan de wat grotere speel tuinen de narigheid is verbonden dat zij een omrastering hebben. Deze omrastering maakt het noodzakelijk dat het toezicht, als er toezicht wordt gehouden, aanwezig is op de momenten dat er van de speeltuin gebruik wordt gemaakt. Ik weet echter ook dat er moderne inzichten zijn over het speeltuinbeleid, die zeggen dat er helemaal geen om rastering om een speeltuin moet bestaan. In dat geval zou het toezicht natuurlijk heel wat eenvoudiger kunnen worden. Men zou daarbij kun nen denken aan een roulerend toezicht. Er zal namelijk af en toe moeten worden gekeken, niet om te zien of alles wel goed gaat, maar om te zien of hetgeen er staat geen onderhoud nodig heeft.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 901