922 28 NOVEMBER 1969 Ik wil allereerst even ingaan op hetgeen de heer Kramer in tweede instantie over Sprint heeft gezegd. Het college heeft veel respect voor hetgeen Sprint heeft gedaan. Omdat wij op dit moment praktisch geen mogelijkheden hebben willen wij graag met Sprint spreken over de accommodatie die deze vereniging nodig heeft. Het is misschien een goudgulden, maar wel een gewone gulden waar wij samen over unnen praten De heer Kramer blijft dus bij zijn oordeel dat een kunstijsbaan van bijzonder grote betekenis is. Ik heb dat niet ontkend en ik wil u ook zeggen dat ook ik een dergelijke ijsbaan van grote betekenis acht. Ik heb dat duidelijk aangetoond door mee te delen dat er door de sport- dienst in overleg met andere diensten bij het college een plan ter tafel zal worden gebracht, welk plan ook wel aan de raad zal worden voor gelegd. Ik heb erbij gezegd dat een kunstijsbaan voor een gedeelte onrendabel zal zijn en wij krijgen dan te maken met de moeilijkheid dat wij het geld dat in de exploitatie tekort wordt gekomen ergens moeten vinden. Hiermee is dus aangetoond dat de belangstelling van het college voor een kunstijsbaan bijzonder groot is. Ik moet echter ook mevrouw Jager gelijk geven als zij zegt dat er prioriteiten moeten worden ge steld en dat er op dit gebied zoveel eisen en verlangens zijn. Pas ge durende de laatste 10 jaar is in de steden iets gedaan aan voorzieningen voor de sport. Er zijn ontzaglijke achterstanden in te halen en daarom moeten prioriteiten worden gesteld. Irr drt investeringsplan hebben wij dat bewust gedaan, waarbij de kunstijsbaan gedurende enkele jaren wel onderwerp van gesprek kan zijn, maar in onze ogen toch van mindere urgentie is dan andere voorzieningen voor de sport, vooral de voor zieningen van kleinere omvang. De heer Woestenberg heeft in dit verband gezegd dat hij bij voorbeeld liever een wielerbaan wil hebben, omdat een wielerbaan voor de kleine man is. De heer Woestenberg was nog geen lid van deze raad toen de wielerbaan met zoveel enthousiasme ten tonele werd ge voerd. De wethouder heeft toen vergadering op vergadering met de belangstellenden gehouden en hij heeft er daarbij op moeten wijzen dat er vele zaken goed geregeld moeten worden. Het enthousiasme is echter wel gedaald. De heer WOESTENBERG: Ik zat wel op de tribune. De heer VAN BIJN'EN: Het enthousiasme is bijzonder gedaald en dat bleek ook uit het laatste gesprek, een week of drie geleden, dat ik met het bestuur van de stichting heb gehad. Zij kwamen daar bovendien niet meer met een vraag om garantie tot een bedrag van 255.000,--, maar om een garantie tot een bedrag van 400. 000,--. Ik moet eerlijk zeggen dat mijn enthousiasme ook aanmerkelijk kleiner is geworden.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 922