930 28 NOVEMBER 1969 Mag ik vragen hoe en wanneer u verder denkt te gaan met de door mij genoemde en nog andere grondgedachten? Ik heb lang stilgestaan bij de aspecten van de wijkaccommodatie; hoewel dit een beetje buiten het rapport valt acht ik het toch van belang. Ik denk daarbij onder andere aan een verdere uitbouw van het werk van "De Beeldenaar". Bijvoorbeeld "De Kleine Beeldenaar" en het algemeen vormend muziekonderwijs. Daarnaast denk ik nog aan vele andere cul turele activiteiten die eerst daardoor goed op gang zouden kunnen komen. De roep om een creatief centrum is van de jeugd uitgegaan en sindsdien hebben ook vele ouderen zich hierachter gesteld. Het is bekend dat het college doende is geweest het gebouw dat daarvoor geschikt was bij de plannen tq/bertenkeaDaarbij is het jammer dat de besprekingen met de eigenaars en beheersinstanties tot op heden minder vlot zijn ver lopen dan aanvankelijk werd verwacht. Dat heeft tot resultaat dat er tot op heden nog geen beslissing is gevallen. De ontwikkeling gaat ge lukkig verder en inmiddels is de overtuiging gegroeid dat meeraere centra nodig zullen zijn. Het is bepaald verheugend deze conclusie nu reeds in uw rapport te lezen vooral na de vele besprekingen met jongeren. Dat geeft mij het gevoel dat wij op de goede weg zijn. Het ligt dan voor de hand dat de aard van de gestelde eisen anders is dan bij één gebouw en daardoor is het wellicht mogelijk met de bestaande gebouwen op korte termijn iets te realiseren en op dat laatste komt het aan. De jeugd houdt niet van lang praten, maar zij wil daden zien. Over de ateliers wil ik maar één opmerking maken. Ik heb met instemming gelezen dat binnenkort hierover nadere voorstellen zullen worden gedaan. Ik had graag gezien dat u er in het rapport wat verdei op was ingegaan, maar ik neem aan dat de nadere voorstellen pas in het laatste jaar tot rijping zijn gekomen. Mijn beschouwing over de culturele accommodaties zou ik willen besluiten met de opmerking dat Breda voor een moeilijke doch tevens boeiende opgave staat, namelijk het realiseren van de ruimtelijke accom modaties voor de stad in de ruimste zin, want binnenstadsplan, civic centre, Beyerd, bibliotheek, verkeersgeleiding, openbaar vervoer en ruimtelijke accommodaties in de wijken zijn onderwerpen die nauw met elkaar ver bonden zijn. Wij kennen in Breda geen cultureel paspoort voor bejaarden. Zo'n paspoort houdt een financiële tegemoetkoming in bij bezoek aan culturele evenementen. Ik zou voor een dergelijk paspoort willen pleiten. In be ginsel bestaat het gevaar dat de groep zich daardoor geïsoleerd zou gaan voelen en ik zou dan ook liever zien dat de inkomenspositie van gepen sioneerden -- dat is echter een algemeen maatschappelijke overtuiging -- een dusdanige verbetering zou ondergaan dat iets dergelijks niet meer nodig is. Het zal wellicht nog enkele tientallen jaren duren voor wij zo ver zijn dat ieder zich na pensionering een regelmatig bezoek aan schouw burg, concertzaal en dergelijke kan veroorloven. Zo lang dit niet ten volle gerealiseerd is zullen wij het moeten zoeken in reductiemogelijk heden. Indien uw college over zou willen gaan tot invoering van een dergelijk cultureel paspoort zou ik willen stellen dat steeds een bepaald percentage van de plaatsen voor de paspoorthouders gereserveerd zal moeten worden, dit in tegenstelling met de regeling van de paspoorten voor de jeugdigen.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 930