28 NOVEMBER 1969 931 Ik ben mij ervan bewust dat ik niet alle aspecten van de cultuur heb behandeld, maar ik wil het hier toch bij laten. De heer WOESTENBERG: Ik zal het kort maken en dan ook wer kelijk kort, korter dan de voorgaande sprekers. Het gaat over het Turfschip. "Het Turfschip" is een mooie naam voor een prachtig Bredaas gebouw, maar dit gebouw is toch ook pronkerig naast het reusachtige aantal krotten in onze stad. Dat neemt echter niet weg dat het een mooi gebouw is en dat het Breda wel siert. Ik zou willen stellen dat de grote bedrijven die hierin een aandeel hebben echt geen subsidie nodig hebben. De bedrijven zijn zeer gezond, zij keren jaarlijks 11, 12 en 13 procent dividend uit. Wanneer men "Het Turfschip" subsidie gaat verlenen dan profiteren deze bedrijven daarvan mee. Men komt door het subsidiëren aan de belastinggelden van iedereen en dat is ver keerd. Ik ben daar dan ook een tegenstander van. Het cultuurbeleid is aan de orde en ik zie hier ook de voorlichting aan de pers en de propaganda genoemd staan. Ik heb de vraag- en antwoord- catechismus eens doorgebladerd en ik ben ineens gestuit op een mooi ge deelte over pers, propaganda en voorlichting. Ik ben er direct voor als dit vanuit de gemeente zou gebeuren, ik zou dat prachtig vinden. Ik. ben ook voorstander van een praktische journalistenschool en voor mijn part mag er dan bovenaan in de cursus staan wat objectiviteit is. Dat is een ding dat zij moeten leren. Verder wil ik niet gaan, dat is genoeg. De heer VQN SCHMID: Het cultuurbeleid is uiteraard een zeer belangrijk onderdeel van de activiteiten van het gemeentebestuur. Ik heb met interesse geluisterd naar hetgeen er tot op dit moment over is gezegd. U weet dat ik zeer heb betreurd -- dat was bij een van de vorige gelegen heden dat wij met de raad bijeen waren -- dat de cultuurdienst eigenlijk een beetje in de mist verdween. Om die reden ben ik blij dat de heer van Dun aandringt op het zeer actief blijven ten aanzien van de benoeming van een directeur van die dienst. Ik sluit mij daar helemaal bij aan, al blijf ik persoonlijk bang dat dit toch wel heel wat moeilijkheden zal gaan opleveren, juist door het besluit dat toen is genomen. Op dit moment kunnen wij er verder niet op terugkomen. Voorts moet ik constateren dat de heer van Dun op een gegeven moment toch ook over een visie spreekt. Hij mist die visie wel een beetje. Hij heeft eveneens gesproken over geheimzinnigheid en over alternatieven in verband met de verschillende onderdelen van het cultuurbeleid. U zult wel begrijpen dat ik het toch wel jammer vind dat bij de behandeling van de hoofdstukken wordt geklaagd over het gebrek aan een eigentijdse visie, terwijl men dit bij de algemene beschouwingen niet relevant heeft ge vonden. De heer VAN DUN: Ik heb hierover al sinds 1966 gesproken. De heer VQN SCHMID: Dat begrijp ik heel goed. Het gaat erom hoe u erover hebt gesproken en ik ontken volstrekt niet dat u er veel mee bezig bent geweest. Het ging nu echter over de manier waarop dit eigentijds zou moeten gebeuren. Het is heel belangrijk en dit is niet zomaar een tirade.

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 931