932
28 NOVEMBER 1969
Bij de kwesties van de culturele accommodaties, de kwestie van het
civic centre en allerlei andere dingen die betrekking hebben op het
cultuurbeleid is nu juist een behoeftenonderzoek in ae breedste zin van
het woord zo ontzettend belangrijk. Een dergelijk onderzoek zou moeten
plaatsvinden langs de concrete wegen, volgens de concrete inzichten,
die ik gisteren hierover heb geformuleerd. Voor ik nu verder ga wil ik
heel voorzichtig zijn met mijn woorden, want het zou natuurlijk kunnen
gebeuren dat straks blijkt dat een bepaalde komma in mijn zin een reden
is om niet te antwoorden. Ik zeg niet dat een dergelijk behoeftenonderzoek
zou moeten plaatsvinden, maar het is naar mijn oordeel de enige weg om
ook ten aanzien van het culturele beleid in onze stad de wegen te bewan
delen die ik gisteren heb aangegeven toen ik sprak over de kwestie van de
inspraak, de informatie en wat dies meer zijIk acht dat een zeer belangrijk
punt en ik zou om die rgden graag willen weten hoe wethouder Gielen in de
toekomst het cultuurbeleid in deze zin denkt te gaan stimuleren en daardoor
op een breder plan te brengen.
De heer VAN DER WERFF: Toen ik de nota over de cultuur en het
kort geleden verstrekte rapport over de accommodaties na lezing nog eens
het geestesoog liet passeren drong er zich onweerstaanbaar een fragment
uit een film van Charlie Chaplin tussendoor. U zult zich dat fragment
wel herinneren, twee treinen rijden naast elkaar in dezelfde richting
-- zij hadden toen nog van die lange doorlopende treeplanken aan de
buitenkant van de wagons -- en Charlie staat met de rechtervoet op de
ene treeplank en met de linkervoet op de andere. Hij kan geen decisie
nemen. Hij verkeert in de ban van de bestaande toestand. Dat is zo
immens menselijk van tragiek dat iedere kijker het lachen vergaat.
Het komt mij voor dat ook het college enigermate gebiologeerd is. Als
het college bijna li jaar naar zo'n rapport kijkt, het rapport betreffende
de culturele accommodaties --de heer van Dun heeft er al op geatten
deerd -- is gedateerd op juni 1968 en naar ik mij herinner is er Dij her
haling door leden van de diverse fracties naar geïnformeerd, moet het
college het wel een heel moeilijke materie vinden. Dat is inderdaad
het geval. Het wordt echter voor dit college extra moeilijk omdat het
college aan de ene kant heel goed weet en daar blijk van geeft -- ik wil
daar mijn waardering en erkentelijkheid voor uitspreken -- dat elk mens
in zijn leven op elk niveau individuele culturele noden beleeft en naar
vervulling en bevrediging daarvan streeft. Dat is een gewone triviale
-- dat betekent alledaagse -- zaak. Dan komen de muzen met hun sirenen
-- dat is overigens niet geheel conform het mythologisch woordenboek --
en dan laat het college het andere been toch weer op de oude treeplank
staan. De muzen dartelden ook al door het laatste jaarverslag van de
muziekschool en zij gaan, blijkens pagina 11, nu ook de Beyerd bevolken.
Daar heeft u nu het gehele dilemma van het college. Het ene
moment wordt cultureel beleid geïdentificeerd met het oprichten of in
stand houden van muzentempels en het andere moment steunt het college
terecht amateuristische en professionele vernieuwingspogingen van deze
tijd en van de toekomst. Toch heb ik wel enige twijfel of net laatste nu
steeds zo indringend, spontaan en van harte geschiedt. Ik wil dat met
een voorbeeld toelichten. Op pagina b 4 wordt de volgende conclusie
over atel
verhuurde
onderaan
accommc
vermeld,
van ruim
tijd had
evenals
deze rapj
n°g even
E
van onze
Zij behot
er naïeve
worden b
tieke, kl
gaan zei
woede-u
vloeden
°e een b
ander he
oplossing
of het hi
verderop
slechts d
bevrip o)
ïfjkhedei
il< een ai
ambtena
evenwicl
houder 1
ver schill
kjke ins-
houden
rende b
houden
In eerste
of burge
het prob
gevoel
liers ge
kunnen
nomen
Centraa]
kent voc