28 NOVEMBER. 1969
935
dank zij een kleine financiële injectie -- met de nadruk op betrekkelijk
klein -- en dank zij een verbetering en aanpassing van wijkgebouwen,
zich daar veel gemeenschappelijk cultureel leven zou kunnen afspelen.
De heer Spanjer heeft in feite op precies hetzelfde gedoeld en wij zijn
het op dit punt gloeiend eens. Wij hebben er ook in de afdeling al eens
over gesproken. Er zou een cultureel leven ontstaan van mensen die de
gang naar de centrale voorzieningen te enen male niet zullen maken of
althans voorlopig niet zullen maken. Waarom vinden dergelijke spreidings
activiteiten niet plaats? Ik vind voor deze vraag steun op pagina 8 van
het rapport over de accommodaties, maar geen antwoord op het probleem.
Ik zou het college de vraag willen voorleggen, daartoe mede geïnspireerd
door de woorden van de voorzitter over de inspraak zoals hij dat bij de
algemene beschouwingen heeft geformuleerd, of het niet wenselijk zou
zijn hier eens in de wijken nader naar te informeren. Ik veronderstel dat
daar een groter behoeftenelement bestaat dan in feite uit de bezettings
graad blijkt.
Daarnaast zou ik de vraag willen stellen --ik citeer wederom
pagina zes van het rapport -- wie "de te verwachten ontwikkeling en de
programma's van eisen voor De Beyerd en de stadsschouwburg bepalen.
Wordt dat de culturele raad en zou die raad dan toch niet het beste in
het openbaar kunnen vergaderen?
Ik kom dan nu op de muziekschool en wij gaan akkoord met de
verhoging van de schoolgelden. Ik wil met u hopen dat het aantal leer
lingen groter zal worden, zoals op pagina 10 van het rapport is gesteld,
maar ik zie nog allerminst een zeer spectaculaire groei. Juist niet om
dat er onvoldoende aansluiting is bij het amateuristische muziekleven
in de wijken en omdat er tot nog toe te weinig gespreid algemeen vor
mend muziekonderwijs wordt gegeven. Ik ken de problematiek die het
bemoeilijkt, maar ik zou dat in de eerste plaats aangepakt willen zien.
Over de aspiraties van een streekfunctie moet men voorlopig nog maar
even zwijgen, hoewel het op pagina 10 en pagina 16 wordt gesteld. Ik
citeer: "Uit vijf jaar begeleiding van het muziekonderwijs in Noord-
Brabant 1964-1969 blijkt dat de contacten met Prinsenbeek, Teteringen
en Terheijden nog minimaal zijn". Dit rapport is van een jaar later dan
het accommodatierapport en bij mijn weten is in die verstandhouding
nog geen verbetering opgetreden. Mijn fractie is niet overtuigd van de
absolute noodzaak van het centrale gebouw. Hetzelfde geldt mutatis
mutandis voor de openbare bibliotheken. Het college meent toch niet
dat een centraal gebouw de panacee zal zijn van alle kwalen die ook
op pagina 11 worden gesignaleerd, of wijst het efficiency-rapport duide
lijk in die richting, behalve dan ten aanzien van een suppositie over
personeelsbesparing en het vergoeden van de personeelskosten door het
rijk? U kunt dit echter ten aanzien van deze problematiek min of meer
extrapoleren. Ook dit punt kunt u vergelijken met uw antwoord en het
bevreemdendstvind ik --ik citeer pagina 14 van het rapport over de ac
commodaties --: spreiding van filialen is een zaak die, hoewel belang
rijk, toch niet de eerste aandacht vraagt". Ik zie hetzelfde onderaan
pagina 1 van uw mededeling ook gesteld en naar onze overtuiging vraagt
dit juist wel de eerste aandacht.