942
28 NOVEMBER 1969.
mate stof opgeleverd om als richtlijn te gebruiken bij het culturele be
leid in de naaste en de verdere toekomst. Op die wijze hoop ik dat men
de cultuurnota en het rapport culturele accommodaties wil zien.
Er is gezegd dat het rapport culturele accommodaties een moment
opname is, maar het is dan toch wel merkwaardig dat die momentop
name nadien niet meer door andere momentopnamen is gevolgd en het
is dan toch wel wonderlijk dat een momentopname van juni 1968 in
november 1969 aan de raad wordt voorgelegd en aan de publiciteit
wordt prijsgegeven.
Ik. meen dat hiervoor twee redenen zijn aan te wijzen. In de eer
ste plaats is het rapport culturele accommodaties, zoals het vorige
jaar bij de begrotingsbehandeling reeds is medegedeeld, allereerst be
doeld als een beleidsstuk, dat belangrijk zou moeten zijn voor het
college van burgemeester en wethouders bij het uitstippelen van het
culturele beleid. Dat is het ook geweest, zoals men mijns inziens zal
moeten erkennen wanneer men het rapport leest en ziet wat er inmid
dels tot stand is gekomen. Ten tweede is natuurlijk ook in het college
gesproken over de mededeling die de raad nu heeft bereikt, namelijk
dat aan de architect zal worden gevraagd zich te buigen over de vraag
of in het Beijerd-V. V. V. -complex eventueel ook een andere en dan
culturele accommodatie kan worden ondergebracht. Dat is een belang
rijke beslissing, waaraan in het college natuurlijk ruime aandacht is
geschonken.
Op de opmerking dat het rapport een momentopname is zou ik
willen zeggen dat deze momentopname in de toekomst zal moeten wor
den gevolgd door andere opnamen. Als de cultuurdienst er, zoals wij
hadden gehoopt, in het begin van het jaar 1969 er zou zijn gekomen,
zouden deze opnamen nadien zonder twijfel gevolgd zijn. Ik geloof
echter dat het een goed uitgangspunt kan zijn voor degenen die zich
met het actieve culturele beleid en de uitvoering daarvan in de naas
te toekomst zullen moeten bezighouden.
Er is verder gesteld dat het accommodatierapport weinig blijk
eeft van visie. Ik geloof dat men daar toch wel mee tekort doet aan
e ijver, de toewijding en de tijd die de leden van de werkgroep aan
de samenstelling van het rapport hebben gewijd. Ik wil hier graag even
nader op ingaan. Op bladzijde 1 van het rapport vindt men in de op
dracht aan de werkgroep vermeld wat er van werd verwacht, op basis
van de probleemstelling zoals gegeven in de cultuurnota een onder
zoek. instellen naar de totale tuimtelijke accommodatie in de culture
le sector op een aantal met name genoemde punten. Het zou mij te ver
voeren dit hier allemaal te herhalen. Als men de vier zaken die op de
eerste helft van deze bladzijde worden genoemd nummert van 1 t/m
4, vindt men op bladzijde 6 en 7 een uitvoerige uiteenzetting over
hetgeen voor deze punten voor de naaste toekomst wordt gedacht. Ik
geloof niet dat men mag zeggen dat men alleen maar heeft nagegaan
welke mogelijkheden er zijn in de culturele sector, maar dat men wel
degelijk uitspraken heeft gedaan over datgene wat er in de naaste toe
komst ten aanzien van verschillende culturele accommodaties zou moe
ten worden gewijzigd, c.q. aangevuld.
De heer Van Dun heeft gesproken over het creatief centrum en de