944
28 NOVEMBER 1969.
jaar ongeveer 50. 000, -- bedragen, wat een belangrijke verminde
ring betekent van de zorgen van zowel de Beeldenaar als de gemeente.
Wij mogen dankbaar zijn dat het bestuur van de stichting het ten aan
zien van de Beeldenaar zo ver heeft gebracht.
Het college zal zich in de allereerste plaats moeten afvragen of
de overschietende middelen voor andere doeleinden kunnen worden ge
bruikt. Als die mogelijkheden er zijn zullen die zeker aan de raad wor
den voorgelegd. De heer Van Dun heeft met name gevraagd of uit die
overschotten geen bedragen kunnen worden afgezonderd voor behoorlij
ke atelierruimte voor beeldende kunstenaars en verder heeft hij een
goed woord gedaan voor een verdere subsidiëring van de Trapkes, die
nu gelukkig ook door het rijk wordt gesubsidieerd en verder zal worden
gesubsidieerd. Deze zaken zullen zonder twijfel bekeken worden en wij
hopen de raad daaromtrent te zijner tijd voorstellen te kunnen doen.
De heer Van Dun maakt zich bezorgd over een bepaalde "leegloop"
van de schouwburg naar het Turfschip. Wij hebben hieromtrent duide
lijke cijfers gegeven in het vraag- en antwoordboek. De schouwburg
heeft inderdaad de concerten afgestaan - dat was trouwens van tevoren
bekend - die daar regelmatig werden gegeven en verder de carnavalsdagen
die zeker niet onbelangrijk waren voor het budget van de schouwburg. In
middels zoekt de directie van de schouwburg natuurlijk naarstig naar
vervangende voorstellen die in de schouwburg kunnen worden georgani
seerd. Tot nu toe mag de schouwburg zich in het nieuwe seizoen in een
aanmerkelijk grotere belangstelling verheugen dan de laatste jaren ooit
het geval is geweest.
Ook heeft de heer Van Dun gevraagd hoeveel de torenfeesten heb
ben gekost. Ik kan daar op dit ogenblik nog niet op ingaan, omdat deze
zaak in het college zijn eindfase nog niet heeft bereikt. Ik heb echter
juist met de voorzitter van deze vergadering overlegd en ik kan de raad
toezeggen dat hem heel spoedig een mededeling daarover zal bereiken.
Verder heeft de heer Van Dun gevraagd wanneer de culturele raad een
feit zal zijn. Ik kan hem dat niet precies zeggen, maar ik hoop dat wij
de raad in januari, uiterlijk februari 1970 voorstellen kunnen voorleg
en voor het kiezen van een culturele raad voor Breda. Tenslotte vraagt
ij hoe het zit met het voorzitterschap van de culturele raad. Ten aan
zien van deze vraag en van een vraag die door een der andere sprekers
is gesteld kan ik meedelen dat het college tot nu toe geen ander stand
punt inneemt over de openbaarheid van de vergaderingen van de cultu
rele raad. Dit wil niet zeggen dat dit standpunt niet alsnog zou kunnen
veranderen, maar tot nu toe is dit in het college niet opnieuw behandeld.
Ik ben op dit moment dan ook niet bij machte daaromtrent enige toezeg
ging te doen.
Ook de heer Spanjer heeft gevraagd waarom wij nu pas met het rap
port zijn gekomen. Ik meen dat ik hierop bij de beantwoording van de
vragen van de heer Van Dun al voldoende ben ingegaan. Mocht dit niet
het geval zijn dan hoor ik het in tweede instantie wel. De heer Spanjer
heeft verder gehoord dat er een rapport zou komen over de wijkaccommo-
daties en hij vraagt wanneer dit rapport klaar is. Ik kan hem meedelen
dat mijn collega Van Bijnen hem daarover straks nader zal inlichten.
De heer Spanjer heeft evenals andere raadsleden ervaren dat