28 NOVEMBER 1969. 945 omliggende gemeenten zo vriendelijk zijn de raadsleden van onze stad uit te nodigen voor het bijwonen van bepaalde culturele mani festaties. Ik kan op dit moment niet antwoorden op zijn vraag of de gemeente Breda tegenover de raadsleden van andere gemeenten de zelfde beleefdheid betoont, maar ik beloof hem dat ik mij daarom trent zal oriënteren. Ik geloof niet dat het veel moeite zal kosten de organisatoren van manifestaties ertoe te bewegen hiermee in de toekomst rekening te houden. Ten aanzien van het creatief centrum meent de heer Spanjer dat in de toekomst meer van dergelijke centra nodig zullen zijn. Ik meen dat dit een van de belangrijke punten uit het accommodatierapport is en dat het daarin ook als zodanig staat vermeld. Een van de pun ten die bepaald prioriteit zal moeten hebben is mijns inziens de vraag waar en op welke wijze deze creatieve centra in de wijken moeten worden ondergebracht en hoe zich dat zal moeten voltrekken. Ten aanzien van de atelierruimte geldt mijns inziens hetzelfde, ook daar aan moet de hoogste prioriteit worden gegeven, omdat wij van nabij maar al te goed bekend zijn met de moeilijke omstandigheden waar onder veel Kunstenaars hun oeuvre moeten creëren. Zodra de cultuur- dienst - of liever: het bureau culturele zaken - aan het werk gaat ligt het in de bedoeling daarvoor oplossingen te zoeken. In het onrendabel investeringsplan is daarvoor ook een bepaald jaarlijks bedrag opgeno men en tevens een - dat moet ik erkennen - bescheiden bedrag aan subsidie in begroting 1970. De heer Spanjer heeft verder gepleit voor het in het leven roepen van een cultureel paspoort voor bejaarden. Het is mij bekend dat ook de directeur van de schouwburg zich hierover heeft beraden, maar dat hij tot nu toe van mening is dat het belangrijker kan zijn voor bejaar den bepaalde voorstellingen te organiseren, goed georganiseerd door de centrale instantie die de bejaardenproblemen behandelt en waar zij indien noodzakelijk de nodige verzorging kunnen krijgen die deze mensen nodig kunnen hebben. Het is natuurlijk, moeilijk bepaalde rangen en rijen in een schouwburg of waar ook vrij te houden voor hou ders van een cultureel paspoort en af te wachten of men daarvoor be langstelling heeft, maar nogmaals, wellicht kan de directeur nog eens beziencf hiervoor op een of andere, manier een oplossing is te vinden. De heer Von Schmid heeft gezegd dat inspraak noodzakelijk is. Ik meen dat men dit zelf in de hand heeft door de culturele raad zo danig samen te stellen, dat men zichzelf de garantie verschaft dat van een zo breed mogelijk gespreide inspraak sprake zal zijn. De heer Van der Werff heeft het mij niet bepaald gemakkelijk gemaakt en ik ben dan ook niet in staat in deze vergadering te ant woorden op alle punten die door hem zijn aangesneden. Wel wil ik ten aanzien van een groot aantal punten waarop ik. nu niet kan ingaan zeggen - ik meen dat ik dat aan het begin van mijn betoog al heb opgemerkt - dat die een leidraad kunnen vormen voor degenen die zich binnenkort, laten wij hopen zeer spoedig, met het intensieve werk van de cultuur in onze stad zullen moeten bezighouden. Op een aantal punten wil ik nu natuurlijk wel ingaan en wel in

Raadsnotulen en jaarverslagen

Breda - Notulen van de gemeenteraad | 1969 | | pagina 945