28 NOVEMBER 1969.
949
heeft geleid dat Globe zich dit jaar in een aanmerkelijk grotere belang
stelling mag verheugen dan in het eerste jaar van zijn bestaan onder de
ze nieuwe leiding het geval was. Ik noem met name De Gijzelaar en
OomWanja, twee stukken waarvoor inderdaad zeer veel belangstelling
is. Ik geloof dat Ton Lutz daarmee op de goede weg is.
De heer Kramer heeft gevraagd of er op de muziekschool aandacht
wordt besteed aan moderne muziek. Ik heb de directeur wel eens ge
vraagd waarom er van de kant van zijn oudere leerlingen zo weinig be
langstelling is voor het Brabants Orkest. Hij antwoordde dat het welis
waar een prachtig orkest is, maar dat de jeugd er liever wat meer mo
derne muziek zou horen. Ik geloof dan ook dat een positieve mentali
teit ten aanzien van moderne muziek op de muziekschool zeker aanwe
zig is.
Wij maken ons niet minder zorgen over de cultuurdienst dan de
heer Kramer. Wij hopen dat deze dienst spoedig de goede leiding zal
krijgen die wij ons allemaal wensen.
In eerste instantie wil ik het hierbij laten. Wanneer iemand meent
dat mijn antwoord niet volledig is geweest, zal ik in tweede instantie
graag verder trachten te gaan.
De VOORZITTER: Ik heb begrepen dat wethouder Van Bijnen op
een bepaald onderdeel van dit hoofdstuk nader wil ingaan.
Wethouder VAN BIJNEN: Het blijkt wel hoe sterk welzijn, recrea
tie, cultuur, sport, gemeenschapshuizen, enz. met elkaar verweven
zijn. Ik wil de raad wijzen op de aanbiedingsbrief van de nota culture
le accommodaties. Daarin staat namelijk op de eerste bladzijde, on
geveer in het midden van de laatste alinea: "Wij zullen niet verder in
gaan op de wijkaccommodaties, omdat hiernaar uit anderen hoofde een
onderzoek zal worden ingesteld".
Dit on derzoek wordt nu ingesteld, maar ik kan nog weinig mee
delen over de datum waarop de resultaten van dit onderzoek bekend
zullen worden gemaakt. Het is mij opgevallen dat wanneer er ergens
in een stuk het woord "rapport" staat, men altijd vraagt wanneer dat
rapport er zal zijn. Ik kan dat op dit moment nog niet zeggen, maar
ik kan wel beloven dat dit rapport de raad nog tijdens mijn zittingspe
riode zal bereiken.
Dit rapport, waarin de bezettingsraad van de gemeenschapshuizen,
clubgebouwen e. d. is neergelegd, is niet het enige. Mijns inziens moet
er nog veel meer worden gedaan. De cultuur zal namelijk moeten gaan
fungeren als gebruikster van deze accommodaties, waaruit dus een over
leg zal moeten voortvloeien tussen de Federatie van Gemeenschapshui
zen met de beheerders van die huizen om te zorgen dat de cultuur daar
een plaats krijgt.
In de tweede plaats moet ik er als "bevorderaar" van het bouwen
van gemeenschapshuizen voor zorgen dat die ook inderdaad aantrekke
lijk worden voor de cultuur en dat er plaats is voor de culturele uitingen
en de creatieve bezigheden waarvoor men verspreid over de wijken crea
tieve centra wil bouwen. Bij de nieuwe plannen Tuinzigt, Zuid-Oost,
Doornbos en Hoge Vucht wordt met al deze eisen wel degelijk rekening