28 NOVEMBER 1969.
957
De VOORZITTER: Nou, de agenda is nog lang genoeg, hoor!
De heer WOESTENBERG: Ja goed, maar het wordt toch allemaal
zo
De VOORZITTER: Daarmee is dit gedeelte dan afgehandeld.
De heer WOESTENBERG: Het is niet de eerste keer voor mij
dat
De VOORZITTER: Mijnheer Woestenberg, ik vraag u tenslotte
of u bereid bent over deze zaak te spreken. Als dat niet het geval is
moet ik helaas een ander het woord geven.
De heer WOESTENBERG: Als het zo moet gaan wil ik deze cul
tuurnota wel afkeuren. Laat het maar voorbijglijden, het interesseert
mij dan niet meer. Ik dank u wel.
De VOORZITTER: Juist.
De heer KRAMER: Ik breng gaarne dank aan de wethouder voor
zijn uitvoerige beantwoording van deze moeilijke zaak. Nog twee kor
te vragen. In de eerste plaats had ik gevraagd - of misschien is het
antwoord mij ontgaan - of al bekend is wanneer Justinus van Nassau open
gaat.
Ik weet niet of het de wethouder mogelijk is op mijn tweede
vraag te antwoorden. Er is 10 miljoen gecreëerd, die wij willen uit
smeren over een middellange termijn. Wat betekent "middellange ter
mijn", is die tijd ongeveer bekend?
Wethouder GIELEN: Welke bladzijde?
De heer KRAMER: Sorry, dan moet ik even kijken. Dat weet
ik niet uit mijn hoofd.
De heer MELZER(?): Bij de volgende begroting!
De heer KRAMER: Ja, bij de volgende begroting!
Tenslotte nog een opmerking. Ik. ben blij met wat ik heb ge
hoord over Proloog, maar ik ben ook van mening dat wanneer Proloog
een stijgende lijn vertoont dit mede een gevolg is van de houding die
deze raad ten opzichte van Proloog heeft ingenomen.
Wethouder GIELEN: Ik ga nu beginnen aan de dupliek en ik zal
het kort maken. Eerst zijn de algemene beschouwingen geweest in eer
ste instantie, waarop ik als wethouder namens het college heb geant
woord. Vervolgens kwamen de replieken van de zijde van de raad, die
zojuist zijn afgesloten door de heer Kramer, en nu heb ik het voorrecht
in dupliek nog enkele zaken naar voren te brengen.
Ik vind het jammer dat de inzichten van de heer Van Dun en mij